dinsdag, april 26, 2005

Toezicht en topsalaris

Column Binnenlands Bestuur dd 29 april 2005

Hoe moet ik gaan liggen in het bed van een woedende man? Ik heb hem zo gemaakt', dichtte Maria Barnas in haar mooie debuutbundel. Woedende mannen deze weken, die door microfoons en voor camera's elkaars salaris de maat namen. Aandeelhouders die eerder akkoord waren gegaan met door commissarissen vastgestelde beloningsprincipes, maar nu verontwaardigd hun beklag deden. Politici die zichzelf als maatstaf zagen met het salaris van de minister-president als norm.
Het hele idee van resultaatsturing en -beloning, afstand tussen politiek en uitvoering, leek deze week verdwenen toen het ging over beloningen bij ondernemingen die uit het publieke domein afkomstig zijn. Waarom die bestuurlijke volkswoede? Ik zie drie redenen.
Ten eerste hanteert de nieuwe generatie bestuurders waardepatronen die op gespannen voet staan met die van het publieke domein. Op zichzelf is dat geen verrassing, daarop zijn ze juist geselecteerd. Maar meer ondernemingszin en acceptatie van risico's gaan cultureel blijkbaar hand in hand met een scherper oog voor eigen belang en beloning. Bestuurskundige Mark Bovens wees al eens op deze 'socialisatierisico's' van de tweede generatie bestuurders van verzelfstandigde organisaties. Zij kunnen het publieke ethos dat hun voorgangers kenmerkte verliezen.
Een tweede mogelijkheid is dat het monopoloide karakter politiek onbehagen oproept. Dan wordt wel gezegd dat ieder monopolie ongewenst is, maar dat een publiek monopolie nog altijd beter is dan een privaat monopolie. Daar is veel op af te dingen. In een publiek monopolie komt een voordelig resultaat inderdaad niet ten goede aan de bestuurders, maar vloeit volledig terug naar de aandeelhouders. Wil je bij het ontbreken van voldoende concurrentie toch doelmatigheidsprikkels, dan is het verdedigbaar om juist wel belanghebbenden te creëren die persoonlijk voordeel behalen uit goede bedrijfsresultaten. Alleen moet er dan een delicate balans worden gevonden tussen prikkels voor belanghebbenden en het publieke belang van een doelmatige dienstverlening. Dat zou kunnen, wanneer managers eerst de ruimte krijgen om winst te maken en daarvan de vruchten te plukken, waarna vervolgens tarieven worden verlaagd of toekomstige winstafdrachten worden verhoogd. Dat vergt actief en intelligent toezicht, dat op de korte termijn ruimte geeft voor innovatie en een gezond eigen belang bij bestuurders, maar tevens bijdraagt aan een voortdurende rationalisatie en rendementsverhoging op de iets langere termijn.Het politieke onbehagen deze weken kan tot slot worden veroorzaakt, omdat de huidige toezichthouders en commissarissen nog onvoldoende inhoud geven aan die taak. Bestaande raden van commissarissen vormen soms eerder een buffer, die de zelfstandige organisatie beschermt tegen te veel bestuurlijke drukte, dan dat zij als instrument fungeren ter bewaking van de ondernemingsprestaties met oog voor publieke waarden. Daar ligt misschien de echte sleutel: deskundig toezichthouderschap dat oog heeft voor publieke belangen én voor het ondernemingsbelang. Niet grootverdienende ondernemers maar slecht presterende toezichthouders moet de maat genomen worden.

donderdag, april 14, 2005

Geheime of openbare financiën?

Column Binnenlands Bestuur, 15 april 2005

Volgens de kranten heeft het kabinet recent op basis van de Kaderbrief de budgettaire keuzen gemaakt voor 2006. De verdeling van het overschietende bedrag kon tot op het miljoen nauwkeurig worden vermeld. Iedere lezer kan zich er een oordeel over vormen, behalve ons parlement. Die leven in zalige onwetendheid, tot de presentatie van de begrotingen op de derde dinsdag in september, wanneer de budgettaire verschuivingen worden toegelicht. De Kaderbrief, een niet-parlementair document is een van de laatste quasi-geheime stukken van onze verder ‘openbare’ financiën.
In de Kaderbrief komen drie gegevensstromen samen. Ten eerste de jaarresultaten van vorig jaar, dat eindigde met onvoorzien laag EMU-saldo door onderuitputting bij departementen. Ten tweede de macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau. Ten derde beleidsbrieven vol budgettaire wensen van departementen.
Twee zaken frapperen bij deze besluitvorming. Er is geen enkele formele regeling waar de minister van Financiën zich in deze periode aan hoeft te houden. En het parlement staat volkomen buiten spel.
Besluitvorming over de Kaderbrief is een black box. De jaarresultaten van vorig jaar staan vast, maar de wijze van benutting van CPB-ramingen is geheel aan de discretie van Financiën. Misschien wel daarom laat ons parlement dit jaar een nieuw economisch comité van wijzen alles nog eens kritisch doorrekenen. De sterke positie van Financiën wordt verder veroorzaakt doordat departementen elkaar nauwelijks de maat nemen noch samen optrekken. In essentie is het altijd één tegen één, Financiën versus het vakdepartement.
Zodra alle informatie van departementen en CPB is verwerkt, wordt na afstemming met Algemene Zaken, het kabinet over het ‘budgettaire plaatje’ geïnformeerd in de zo cruciale Kaderbrief. ‘Zeer vertrouwelijk’, luidt het logo ervan. En net zo tranentrekkend als de beleidsbrieven van de departementen, zet een eerste versie van de Kaderbrief doorgaans de budgettaire rampspoed uiteen die ons land overspoelt. Niets zit mee, alles zit tegen. Zelfs het gezicht van de minister spreekt boekdelen bij het betreden van de Treveszaal. Lees het ‘Handboek voor de minister’ van Jo Ritzen hierover die zich jaren nadien nog vrolijk maakt over het gespeelde onderhandelingsspel.
Het dan gespeelde budgettaire spel leidt toch altijd binnen enkele weken weer tot budgettaire afspraken, al wordt er hier en daar wel eens wat opengelaten of doorgeschoven. Frappant is alleen dat weliswaar de pers royaal wordt bediend en binnen de departementen duizenden ambtenaren de begrotingstekstjes kunnen gaan schrijven, maar één groep betrokkenen moet bijna zes maanden wachten om mee te spreken: onze 150 parlementariërs. Kan dat niet anders? Ja, vrij eenvoudig. Het kabinet zou het parlement in april na de interne besluitvorming kunnen informeren over haar indicatieve prioriteiten voor het volgende jaar. De Kamer zou daarover in mei kunnen debatteren waarna het kabinet aansluitend gehoord het parlement en rekening houdend met eventuele moties de begroting 2006 in detail opmaakt.