dinsdag, december 13, 2011

Een nieuwe tijd

Laatste column in Binnenlands bestuur, 16 december 2011
Met het akkoord in wording van de Europese regeringsleiders, sluiten we een tijdperk af. Europa is volwassen geworden en de openbare financiën zijn voorgoed verplaatst van Den Haag naar Brussel. Meer dan zeven jaar heb ik mijn gedachten hierover mogen laten gaan, vandaag voor het laatst.
In de achterliggende jaren is veel veranderd. Nog steeds is de jaarlijkse strijd om schaarse middelen een van de politiek hoogtepunten, waarin mooie woorden worden vertaald in klinkende munt, of niet. Nog steeds blijkt bij ombuigingskeuzen wat de belofte van de politicus echt waard is. Het cyclische element in het proces van begroten en verantwoorden, de overzichtelijkheid aan spelers, de tijdsdruk en de Grondwettelijke dwang te komen tot tijdige oplossingen maken het tot het meest enerverende beleidsproces.
Het strijdtoneel rond de overheidsfinanciën was en is ook als een dorp, waar de actoren elkaar tegen komen en tegen blijven komen. Wel verandert de pikorde. Hoge Colleges van Staat staan bepaald niet (meer) op de voorgrond.
De Algemene Rekenkamer schiet wel, maar niet meer met scherp. Wie kan nog een markant Rekenkamerrapport noemen dat bewindslieden deed sidderen of koppen deed rollen?
De Senaat behandelt begrotingen nog steeds wanneer het jaar al ver is gevorderd. Haar net gestarte eerste parlementaire enquête naar privatisering, is eigenlijk een erkenning van het eigen eerder tekortschieten.
Meest pijnlijk is de bescheiden positie van de Tweede Kamer. Ze heeft haar Commissie voor de Rijksuitgaven gedegradeerd en er is -alle studies en pleidooien ten spijt- verzuimd een staf van fatsoenlijke omvang op te bouwen. Hulde aan de zwoegers die er met beperkte middelen hun steentje bijdragen. Alleen via enquêtes zet de Kamer nog soms de agenda rond financiële vraagstukken, zoals gedane infrastructuurinvesteringen of de bankencrisis, maar dan helaas steeds achteraf. In reguliere budgettaire processen is ons parlement een lam. De begrotingsbehandeling is partieel, de kwaliteit van gestelde vragen pover, het aantal aangenomen begrotingsamendementen telt op tot minder dan een kwart procent van de rijksbegroting.
Kortom, de uitvoerende macht dominert het budgettaire spel. In mindere mate speelt de sociaaleconomische vijfhoek een rol. Economische Zaken is minder present dan pakweg tien jaar geleden toen het nog aardgasgelden verdeelde. Algemene- en Sociale Zaken staan meer op afstand. Vandaag de dag gebeurt het vooral bij Financiën, natuurlijk en … Volksgezondheid. Bij dit laatste departement wordt per jaar tot 70 miljard gealloceerd. Is het een wonder dat de top van het departement voor een steeds groter deel uit voormalig Financiënambtenaren bestaat?
Maar de sleutelspeler was en is nog meer dan vroeger Financiën. Aan het Korte Voorhout worden niet alleen de belastingplannen gesmeed, maar ook in hoge mate bepaalt ‘wie wat en wanneer krijgt’. Het al dan niet kundig opereren van Financiën in Den Haag en Europa is dus de essentie van de overheidsfinanciën anno 2012. Ik wens hen er alle wijsheid bij.
En zo komt er na bijna 200 columns en ongeveer 100.000 woorden een einde aan mijn gedachten over de rijke praktijk van de overheidsfinanciën. Het was goed zo.

zondag, november 27, 2011

Zijn we wijzer dan in 2008?

Column Binnenlands Bestuur dd 2 december 2011
Het levert interessante televisie op, de verhoren van de commissie de Wit. Ambtenaren als Financiën-topper Bernard ter Haar schitteren er, gerenommeerde bankiers lijken met terugwerkende kracht bepaald niet degene te zijn aan wie je met een gerust hart je spaargeld kon toevertrouwen. Een van de meest schokkende zaken blijft dat de ambtelijke en politieke top, alsook de top van banken, verzekeraars, pensioenfondsen en internationale instellingen, vrijwel volledig overvallen werd door het falend financiële systeem.
Behalve een hele enkele roekeloze bank ergens aan de Amsterdamse grachten of op een verre vakantiebestemming, vielen banken voor 2008 immers nauwelijks om. En omdat de val van LehmanBrothers en de enorme nasleep iedereen overviel, was er natuurlijk ook geen panklare oplossing. Zo werden door de enorme cpmplexiteit en tijdsdruk improviserend verstrekkende beslissingen genomen. Beslissingen tot nationalisatie van banken, splitsingen en fusies, miljardeninjecties en garantiestellingen. Niet eens domme beslissingen overigens, vanuit ons huidige zij het voorlopige weten. Maar eerder een goede gok van Wouter Bos en de zijnen dan een gewogen, op ervaring of scenario’s of studies gebaseerde optimale keuze. In oktober 2008 schreef ik hier:
‘De grootste verliezer is ons parlement. Toen het erop aankwam werden ze slechts achteraf geïnformeerd, zowel toen een miljardenbedrag voor Fortis beschikbaar kwam als toen de hele bank werd overgenomen. Ook toen Icesaveklanten werden gesauveerd en zelfs toen er daarna twintig miljard (of zonodig meer) voor de financiële wereld werd losgemaakt stond het parlement buiten spel. Haar rest slechts een rol in de aftiteling, om de geschiedenis van de recente verwikkelingen in de financiële wereld te documenteren’. Precies waarmee de commissie de Wit nu bezig is.
Je hoeft geen grote ziener te zijn om de analogie en verschillen te zien tussen 2008 en 2011. De bankencrisis uit 2008 werd een beurscrisis en een fikse economische crisis met echte krimp. En die economische crisis werd een landencrisis waarin na Griekenland meer landen het vertrouwen van financiële markten verliezen. De landencrisis is nu een eurocrisis geworden, waarvoor eind 2011 geen bekende oplossing is, geen eerder of elders op deze schaal beproefde methode. Net als in 2008.
En het democratische gehalte van crisisbeslissingen ? Is het een positief teken dat parlementen nu meer betrokken zijn bij het beheersen van de crisis? Is het een verbetering dat ministers-presidenten nu parlementaire instructies meekrijgen hoe te handelen op de Eurotop? We kunnen hoop putten uit het feit dat politieke systemen, met alle feilen, uiteindelijk toch oplossingenmachine blijken te zijn. Waardoor Italië nu een zakenkabinet heeft en België dicht bij een oplossing is. En is het een hoopvol en hoopvol teken dat in Nederland de Pvda het verder door hen verfoeide kabinet om pragmatische redenen toch steunt in de oplossing van de Eurocrisis.
Uiteindelijk ben ik daarom positiever over het lerend vermogen van de politiek in relatie tot financiële crises dan ik eerder in 2008 schreef.

zondag, november 13, 2011

Fusies en illusies

Binnen de boezem van het kabinet kunnen verschillende gedachten naast elkaar bestaan. Bijvoorbeeld over de gewenste schaalgrootte van publieke instellingen. Is groter beter of is te groot verkeerd?
Er bestaan zorgen rond de schaalgrootte van publiek gefinancierde instellingen, bijvoorbeeld scholen. In tien jaar tijd is het aantal basisscholen met een derde gekrompen, vooral door bestuurlijke fusies. Ook het aantal HBO-instellingen kromp met een derde, VO en MBO met ongeveer 10%. Dit is mede de reden voor de komst van een zogenaamde fusietoets, waarin de minister van Onderwijs kritisch beziet of na de schaalvergroting in het onderwijs voldoende keuzevrijheid voor ouders en leerlingen gewaarborgd is. Onderwijsinstellingen die willen fuseren moeten in het vervolg een fusie-effectrapportage opstellen waarin aandacht wordt besteed aan nut en noodzaak van de fusie.
Rond provincies, waterschappen en gemeentelijken is de tendens er ook een van klontering waarbij een voortgaand debat bestaat rond de optimale schaalgrootte en bestuurskracht. Het kabinet stuurt al decennia op opschaling van regionale bestuurslagen, maar de tegenbeweging van burgers uit vooral fusiegemeenten is ook in kracht toegenomen en wil af van de van boven af opgelegde herindelingen en opschaling.
Rond de eigen uitvoeringsorganisaties wil de rijksoverheid nu echter toch weer een beweging van opschaling in gangzetten. Een van de voorstellen rond agentschappen is dat deze bij een jaarbegroting onder de 50 miljoen niet meer moeten worden ingesteld en bestaande worden samengevoegd.
Tegengestelde bewegingen kortom, scholen moeten van het kabinet niet te lichtzinnig verder fuseren, gemeenten (en recentelijk ook ; provincies) als het even kan weer wel, uitvoerende agentschappen nu toch ook.
Het kabinet blijkt nu zelfs vrij precies te kunnen berekenen dat een uitvoeringsdienst minimaal € 50 mln omzet op jaarbasis moet hebben, om efficiënt te kunnen functioneren. Onder die omvang is volgens Financiën de overhead te hoog, ‘vanwege het inrichten van de noodzakelijke administratiesystemen en de controle en toezicht op de organisatie’. Fusie zou het verdwijnen kunnen betekenen van 19 van de bestaande diensten.
Tegen een fusieronde is echter ook heel wat in te brengen. Ten eerste, een dienst die maar één werkstroom heeft kan met een simpele administratie en toezichtstructuur functioneren. Samenvoegen van diensten betekent onontkoombaar een ingewikkelder stelsel. Ten tweede suggereert een ondergrens van 50 miljoen dat het overgrote deel van alle gemeentelijke en provinciale uitvoeringsdiensten -die doorgaans een kleinere omvang hebben- ondoelmatig functioneren. Als dat waar is, slapen gemeenteraden en is er heel veel werk aan de winkel en geld te besparen. Maar is het waar? Ten derde, misschien wel principiëler. Veel van de administratie- en toezichtkosten zijn het gevolg van de eigen gedetailleerde regels die het rijk zichzelf stelt. Zoals de extreem hoge controle- en rechtmatigheidseisen, waarover parlement, regering en Rekenkamer al jaren debatteren. Die vereenvoudigen zou miljoenen opleveren, fusies niet.
Kortom, niet de schaal van diensten bepaalt de kosten, maar de onnodig hoge detailregelgeving. Die laatste afschaffen is beter dan fusies af te dwingen.

maandag, oktober 31, 2011

De prijs van een reis

Column Binnenlands Bestuur dd 4 november 2011
Dankzij RTL weten we nu dat de verantwoording over dienstreizen van bestuursorganen en overhedisdiensten weinig gestalte krijgt. Vertegenwoordigers van tal van organisaties blijken peperduur te vliegen, luxe te slapen en gekke declaraties op te voeren, zoals whisky en sigaretten, pensionkosten voor de hond of gewoon de reiskosten van partners. Helpt deze openbaarheid over de besteding van middelen?
Recent onderzocht de Rekenkamer dat het droevig gesteld was met het onderzoek naar nut en noodzaak van programmasubsidies. Ondanks gebrek aan onderbouwing, wordt regelmatig besloten tot voortzetting van geldverslindende subsidies. Laten we geen illusie hebben, de besteding van de eigen uitgaven van overheidsorganisaties beter zou worden onderzocht.
Uitgaven aan salaris, huisvesting, ICT, kantoorartikelen, reis- en verblijfkosten zijn doorgaans sterk gereglementeerd. Dit om ervoor te zorgen dat er geen problemen ontstaan over de rechtmatigheid. Het heeft tot gevolg dan duizenden ambtenaren hun maandelijkse bonnetjes sparen, optellen, inkloppen en indienen. Waarna hun baas de declaratie parafeert, de interne controleafdeling de bonnetjes natelt en de accountant af en toe een steekproefje uitvoert. Dankzij de ondoorgrondelijkheid van regels of onkunde of slecht gedrag halen alle controleurs er nog het nodige uit ook. Maar de doelmatigheid van deze uitgaven is doorgaans ongrijpbaar.
Moest de Haagse afdeling echt deelnemen aan de vergadering in de regio? Iedere maand? Met een of twee man? Moet de reis naar Brussel met of zonder overnachting? Kan een verloren zonnebril worden gedeclareerd? Moet de hele afdeling een Blackberry En moet iedereen een eigen PC? En die dure licentie voor software, is en blijft die nodig? Voor iedereen? En is een laptop nodig als men ook een Blackberry heeft? Zijn Ipads nuttig, nodig, handig of gewoon een aangename luxe?
Deze en duizend-en-een andere vragen zijn ook te stellen voor opleidingen. Of voor reiskosten. Of voor de inhuur van externen. Of personeelsregelingen. En ze mogen ook worden gesteld. Maar nu, na de zoveelste scoop van RTL moeten we ook een paar lessen trekken over de eigen uitgaven van de overheid.
Ten eerste, de rechtmatigheid van deze uitgaven is de grootste zorg niet, die  is redelijk afgevangen, de doelmatigheid is de achilleshiel. Ten tweede, de eigen uitgaven van de overheid zijn laag ten opzichte van de programma-uitgaven waardoor ze minder interne aandacht krijgen, wat bedrijfseconomisch gezien te begrijpen is. Ten derde, deze uitgaven zijn echter eenvoudig doelwit van media-onderzoek en mede daarom is een hele secure behandeling noodzakelijk, ieders reputatie en aanzien is  ook kostbaar. Ten vierde, de gebruikelijke reflex van verdere reglementering na iedere ‘onthulling’ jaagt wel de kosten op maar niet noodzakelijkerwijs de doelmatigheid. Ten vijfde, beter dan welke regel dan ook is een hoge integriteit in de publieke sector van de politiek en ambtelijke top, voorbeeldgedrag. Het is daarom gewenst dat politieke partijen openheid geven over de besteding van fractiesubsidies en bestedingen van fractieleden. Het is tot slot gewenst om standaard alle declaraties van de departementale top openbaar te maken. Waarom niet?

dinsdag, oktober 25, 2011

Aan de andere kant

Bijdrage aan PM Den Haag, november 2011
Je zou het iedereen in Den Haag toewensen, de gevolgen van je eigen beleid een tijdje ondergaan. Een soort 'terug naar de werkvloer', waarbij een manager van het hoofdkantoor meeloopt met zijn uitvoerend personeel. Of waarbij een jurist zelf de formulieren moet invullen die hij als regelgever bedacht heeft. Een kamerlid zelf de bezuinigen laten uitleggen aan een ondernemingsraad die door Den Haag op titel van efficiencykorting aan een sector zijn opgelegd. Of beter, de parlementariër lid maken van de ondernemingsraad die wordt geconfronteerd met een snel oplopende korting.Het zou een verrijkende tijd zijn.
Het is een van de redenen dat ik met groot enthousiasme een nieuwe stap heb gezet buiten de rijksoverheid. In mijn Haagse jaren deed ik wat een rijksambtenaar moest doen en switchte regelmatig van beleid naar uitvoering en terug. Bij Financiën werkte ik aan de Miljoenennota en deed onderzoek tot in de haarvaten van de Belastingdienst, zette het fenomeen agentschap op de kaart en begeleide de invoering van het schatkistbankieren Bij Verkeer en Waterstaat en later Rijkswaterstaat werkte ik aan financiële en strategische vragen, hoe houden we Nederland in beweging en hoe moet Rijkswaterstaat zich ontwikkelen om klaar te zijn voor de snel veranderende opgaven. Een van mijn laatste klussen was in opdracht van de SG van het nieuwe ministerie van IenM Siebe Riedstra te bezien hoe de forse kortingtaakstelling van het nieuwe kabinet kon worden geadresseerd. Met grote vreugde stortte ik me met enkele collegadirecteuren op de klus. Er was weinig tijd en ruimte voor nuance, de honderden miljoenen moesten worden gevonden en liefst snel. Maar wanneer wij als directeuren in Den Haag dachten klaar te zijn, begon natuurlijk het echte werk pas, wanneer binnen organisaties moest worden.' doorvertaald' wat door anderen (zoals mij) was verzonnen aan maatregelen.
Nu werk ik als bestuurder van de christelijke hogeschool in Ede die net voor de 8e keer is uitgeroepen tot de beste middelgrote hogeschool van Nederland. Ik heb er plezier van mijn ervaring bij de rijksoverheid en soms last van het beleid. Last in de zin dat het vanuit het rijk niet altijd lukt om recht te doen aan de veelkleurigheid en nuancering van het brede uitvoeringslandschap. Steeds meer worden erg verschillende organisaties die publieke taken uitvoeren op een hoop gegooid, bestuurd via te algemene gesjabloneerde sturingprincipes. Terwijl nu net het karakteristieke van de Nederlandse publieke sector haar variëteit is, worden generieke instrumenten voor de sturing en bekostiging gebruikt. Zo worden agentschappen en zbo's steeds meer identiek bejegend, terwijl ze zo wezenlijk anders zijn. En zo worden hogescholen ook gaandeweg gezien als uitvoeringsorganisaties van het rijk, terwijl ze in een zo wezenlijke andere traditie staan.
Ik juich het toe dat er grenzen worden gesteld aan de beloning van hogeschoolbestuurders, ook de mijne, prima. Of aan de wijze van parkeren van tijdelijk overtollige middelen, voer het schatkistbankieren maar in.
Maar een langstudeerderskorting generiek opleggen aan alle hogescholen,
ongeacht de daadwerkelijke prestaties is weer een veel te generieke maatregel. Dan leiden de goede opleidingen onnodig onder de scholen die niet voldoende onderwijsrendement realiseren. Als sommige hogescholen beter presteren dan anderen, zal en mag dat gevolgen hebben voor de studenteninstroom. Laat dat dan ook gebeuren als beleidsmakers in plaats van te vervallen in een algemene korting.
Het is maar een klein maar symptomatisch voorbeeld. Wanneer we recht weten te doen aan de breedte en variëteit van scholen, instellingen, agentschappen en zbo's houden we ze sterk, innovatief en krachtig. Wanneer we te veel sjabloneren, dreigt grijze eenheidsworst. Dat moeten we maar beter niet willen en doen.
Zo bezien juich ik het zeer toe als meer rijksambtenaren meewerken aan de uitvoering van beleid, waarna ze hun nieuwe verworven inzichten weer gebruiken in Den Haag. Beide kanten zullen daarmee hun voordeel doen.

woensdag, oktober 19, 2011

Een subsidiabele column

Column Binnenlands Bestuur dd 21 oktober 2011
Bestuurswetenschappers leggen met enige regelmaat bloot dat subsidies niet werken, wanneer je ze aan strikte maatstaven toetst. Misschien moet je dat toetsen dan ook maar niet doen.
Per jaar geeft het rijk ruim € 6 miljard uit aan een veelheid van subsidies aan burgers, instellingen en bedrijven. De hoop en verwachting is dat die derde er mee doet wat is afgesproken en dat de besteding van het geld het beoogde maatschappelijk effect sorteert. Er moet wel periodiek gemeten worden of de subsidie werkt en het parlement moet daarover worden geïnformeerd, zodat besloten kan worden of de subsidie moet worden stopgezet, bijgesteld of voortgezet.
Dat zijn wel heel veel bestuurswetenschappelijke veronderstellingen in twee zinnen. En die gaan niet op, legde recent de Algemene Rekenkamer weer eens bloot.
Ontvangers van subsidies doen niet namelijk lang niet altijd wat is afgesproken. En het met de subsidie beoogde maatschappelijk effect wordt bepaald niet altijd bereikt. Evaluaties vinden niet of gebrekkig plaats. En ons parlement krijgt bij lange na niet de informatie die nodig is om te beslissen.
Om deze uitspraken te kunnen doen levert de Rekenkamer mooie analyses. Van de 633 subsidieregelingen zijn de afgelopen vijf jaar maar 81 subsidies onderworpen aan een evaluatie. En alleen een minderheid betrof de effectiviteit van de subsidie. En als dan op effectiviteit geëvalueerd werd,  is dat volgende de Rekenkamer zelden deugdelijk gebeurd.
Ergo, maar 1/8 van de subsidies is feitelijk geëvalueerd, minder dan de helft van de evaluaties betrof de effectiviteit, dus zeg 1/16. En dan deugde het onderzoek ook niet eens. Dus ruim minder dan 5% van alle subsidies is deugdelijk geëvalueerd op effectiviteit. En dan kwam het voor dat ministers bij wel geëvalueerde subsidies de positieve resultaten rapporteerden, maar kritische niet. Gekleurde informatie noemt de Rekenkamer het, een enorm understatement. Bijvoorbeeld over de subsidie aan de Atlantische Commissie  heeft de minister alleen positieve hoofdbevindingen weergegeven, bevindingen die minder positief zijn niet. Maar hoewel ons parlement geen goed beeld kreeg van de van de effectiviteit van subsidies, is toch steeds bij wet of begroting besloten te subsidies voort te zetten.
So far so good. Stoppen ermee, zou de belastingbetaler dan denken. Zes miljard besteden in crisistijden en niet weten wat er met het geld gebeurt, daarvoor is wel een betere bestemming te vinden.  Ik denk niet dat dit zal gebeuren. Ook het idee van de Rekenkamer om subsidies automatisch stop te zetten als blijkt dat ze niet effectief zijn, lost weinig op. Er wordt immers nauwelijks deugdelijk geëvalueerd op effectiviteit.
Ik denk dat we moeten erkennen dat subsidies een breed getolereerd smeermiddel zijn, waarmee politieke partijen, departementen en maatschappelijk subsidieontvangers de machine oliën. Een soort stilzwijgend verbond van gever en ontvanger waar niet te veel kritische vragen bij passen. Dus extra onderzoek gaat ook het verschil niet maken. Subsidies krijg je niet weg. Ik toon dat graag aan. Er is vast een subsidie voor mijn onderzoek te vinden.

 

zondag, september 25, 2011

Een tolerant land

Column Binnenlands Bestuur dd 30 september 2011
Al jaren staat de rijksoverheid zich er op voor dat de uitgaven goed gecontroleerd worden en in hoge mate rechtmatig worden besteed. Dat kan niet ieder land ons nazeggen , Europa al helemaal niet. Toch zijn we niet foutloos. Bijvoorbeeld nog over 2010 bleken bij drie departementen miljoenenbedragen onrechtmatig te zijn besteed, zelfs boven de toegestane foutenmarge.
Zo voerde de belastingdienst (in opdracht van het toenmalig ministerie van Wonen, Wijken en Integratie) de huurtoeslag niet goed uit en werden voor zo’n 45 miljoen onrechtmatig voorschotten uitbetaald,Jeugd en Gezin is tekort geschoten bij de besteding van 45 miljoen aan schippersinternaten en bij voormalig VROM is geblunderd met de risicobeleidsubsidies, een groepje fraudeurs ontving ten onrechte meer dan 4 miljoen.
Dit alles leidde ertoe dat de financiële keurmeesters vaststelden dat deze ministeries boven de toegestane tolerantiemarge voor onrechtmatigheidsfouten kwamen.
De norm die we in Nederland hanteren is een dubbele norm, zowel voor ieder uitgavenartikel afzonderlijk als voor een ministerie als geheel turven we de fouten en foutjes. Internationaal gezien zijn dit strenge normen. Doorgaans wordt alleen voor een ministerie als geheel gekeken én ligt de norm hoger, niet op één maar op twee procent zoals bij de Europese uitgaven. En dat scheelt een slok op een borrel.
Het gevolg is dat in Nederland een hele bureaucratie nodig is om onrechtmatige uitgaven te voorkomen en het geheel op rechtmatigheid te controleren. Daarom zijn subsidieregelingen gedetailleerd, de rapportageverplichtingen omvangrijk en de administratieve lasten torenhoog. En om dat alles weer te controleren is een piramide van administrateurs en controleurs nodig.
De hoogste tijd dus om dit doorgeslagen rigide stelsel te veranderen. Heel voorzichtig, als een egeltje, kondigt Financiën nu in de Miljoenennota aan van die 1% norm af te willen, om zo het beroep op de peperdure accountants van het Rijk en de Algemene Rekenkamer te beperken. Eventueel kunnen die volgens Financiën andere onderzoeken gaan doen, maar de goede lezer begrijpt dat vermindering van de omvang van de controletoren de achterliggende bedoeling is. Echter, om van twee keuringsniveaus naar een te gaan of van 1 naar 2% tolerantie, is wel enige medewerking van de Algemene Rekenkamer nodig, die ook medebelanghebbende is. En dat al jarenlang lopende overleg vlot blijkbaar niet. Daarom probeert Financiën nu via de Miljoenennota politieke steun te krijgen van het parlement in haar strijd met de Rekenkamer over de tolerantiemarges. En die inzet verdient steun.
Laten we daarom hopen dat het parlement het lef heeft echt te kiezen voor administratieve lastenverlichting via iets hogere tolerantiemarges. Een beetje meer tolerantie bespaart het rijk het nodige, maar een veelvoud hiervan wordt bespaard bij maatschappelijke partijen die nu duizelig worden van de administratieve lasten. Hogere toleranties betekent immers dat onnodig bewerkelijke uitvoeringsregels kunnen worden versimpeld. Onrechtmatigheid is niet fraai, maar enige onrechtmatigheid weegt op tegen de mogelijkheid van afbouw van de nu noodzakelijke maar peperdure controlepiramide.

zondag, september 11, 2011

Een zonnige toekomst

Column Binnelands Bestuur dd 16 september 2011
Ik ga het proberen, nu vlak voor de Miljoenennota een positieve column te schrijven over de overheidsfinanciën. Dus geen Apocalyptisch verhaal vol rampspoed over Griekenland, Cyprus, Italië, Portugal, Spanje en Ierland. Even niet meehuilen in het koor met de wolven over het einde van de euro, de tweedeling in Europa, de verstoting van Griekenland. Nee, crisis is kans. Laten we het eens proberen.
Nu en ook alleen nu krijgt Griekenland een historische kans om het land weer concurrerend te maken met de rest van Europa. De heilloze weg van vorige decennia is verlaten, toen steeds door geldontwaarding van de drachme werd gepoogd het land in de pas te laten lopen met Europa. Er is nu geen alternatief, alleen door broodnodige hervormingen kan de arbeidsmarkt worden gemoderniseerd en de belastinginning op een hoger plan komen. Pakken die kans!
Europa als geheel krijgt ook een wake-up call. Het stevent af op een grijze toekomst, de kosten van oplopende pensioenen en zorg zijn voor Europese landen 5% gemiddeld per jaar , de staatsschulden zouden de komende decennia zonder drastische bijsturing oplopen tot vele keren het nationaal inkomen. Alle hens aan dek dus. Hoe eerder er nu wordt bijgestuurd hoe beter en dat besef lijkt er te zijn, pure winst.
Ook in Nederland is er een steeds realistischer kijk op de situatie, zowel bij rechts als bij links. Er zijn geen megalomane plannen meer, maar serieuze planvorming met het oog op de langere toekomst. En dat is nodig ook, al zijn we er nog niet. De nu regerende partijen zijn de verkiezingen 2010 wel ingegaan met een boodschap van broodnodige bezuinigingen, maar hebben nog geen wenkend perspectief geboden waar we wel op af moeten koersen als land. Links droomt niet meer (hardop) en het CDA gaat zich herbronnen. Opmerkelijk genoeg lijkt juist soms bij rechts nog een waslijstje van hobby’s te bestaan. Niet alleen de 500 animal cops moeten er van de gedoogpartner nog steeds komen, de VVD droomt via Charlie Aptroot nog steeds hardop over verbreding van alle snelwegen tot drie stroken door heel Nederland en zelfs vijf in de Randstad. Volstrekt onbetaalbaar dus holle ketelmuziek, maar nog niet verstomd.
Maar ik zou positief blijven. Langzaamaan groeit het besef dat er doorbraken moeten komen in het woningdossier, de arbeidsmarkt en zorgtoegang. Je zou bijna gaan denken dat het tijd is voor een verkiezingsronde voorjaar 2012 waarin alle partijen hun plannen kunnen ontvouwen voor een lange termijnagenda voor Nederland en met plannen komen voor Nederland na deze Eurocrisis.
Tot slot. Er liggen grote opgaven voor Europa en Nederland. Dan hoeven we het in Den Haag volgende week na het uitkomen van de Miljoenennota even niet te hebben over koopkrachtplaatjes. We gaan de politiek vragen eens niet te puzzelen op het laatste halve procent per inkomenscategorie maar om een wenkend perspectief voor onze toekomst. Laat maar komen die Miljoenennota!

zondag, augustus 28, 2011

Is Financiën naïef of dapper?

Column in Binnenlands Bestuur dd 2 september 2011
Het debat over verzelfstandiging van overheidsonderdelen is vrijwel verstomd. De minister van Financiën heeft ook weinig ambities. Vorige week verscheen een evaluatie van het agentschapmodel maar echte voorstellen om verzelfstandiging een impuls te geven ontbreken. En dat is jammer want juist in tijden van budgettaire schaarste biedt verzelfstandiging meer kansen dan er nu gerealiseerd worden.
Meer dan 11 miljard bedragen de kosten van de ruim 40 rijksagentschappen. Zo’n 60.000 ambtenaren zijn dagelijks bezig met de uitvoering van rijksbeleid. Aanleg en beheer van wegen en waterkeringen, toelating van vreemdelingen, gebouwenbeheer, onderzoek, detentie en meer. Omdat vrijwel iedere euro die ze besteden belastinggeld is, wordt door de ministeries en het parlement nauwlettend toegezien op de doelmatigheid en de geleverde kwaliteit. Privatisering is daarom niet direct logisch. Maar omdat het ook gewoon gaat om presterende organisaties is een beetje ruimte om de bedrijfsvoering naar beste eigen inzicht in te richten ook wel weer voorstelbaar.
Tussen politiek en praktijk wordt zo al bijna 20 jaar geworsteld. Hoewel onderzoekers keer op keer ‘aanwijzingen’ vinden dat de beheersvrijheid van agentschapen bijdraagt aan de doelmatigheid, is de vraag of agentschappen nu echt hebben geholpen om betere resultaten te leveren tegen minder geld nooit ondubbelzinnig positief beantwoord. Andersom zijn er ook weinigen die betogen dat het terugdraaien van de vrijheden van agentschappen gewenst is. Zo is er gaandeweg een consensus ontstaan dat agentschappen er mogen zijn maar dat het ambivalent is of ze aantoonbaar doelmatigheid opleveren. Zonder overigens enig tegenbewijs dat er –zoals eerder bij sommige zelfstandige bestuursorganen- sprake lijkt van ongecontroleerde beleidsuitvoering of kwestieuze of ongerechtvaardigde besteding van middelen.
De evaluatie en beleidsvoornemens die minister de Jager nu bekend maakt over het wel en wee van het agentschapmodel hebben dan ook weinig om het lijf. De meeste voorstellen gaan over de verbetering van de interne sturing binnen ministeries. Voor het parlement doen die maar weinig ter zake, het is eigenlijk gewoon een intern departementaal onderwerp. Er is maar een echt interessant of liever opmerkelijk voorstel. Dat is dat ‘de politiek (bedoeld zal zijn het parlement, maar wat een rare manier van zeggen!) de interne verzelfstandiging moet respecten’. De Jager doet kortom ‘een appel aan het parlement om agentschappen voldoende ruimte te geven voor autonomie in de bedrijfsvoering’.
Wat dapper. Of naïef? Zou het parlement heus bereid zijn om zich niet meer uit te spreken over de door agentschappen ingehuurde hoeveelheid consultants en hun dagtarieven? Zou ons parlement niets meer mogen vinden over de topsalarissen of ontslagvergoedingen? Zou ons parlement zich niet meer mogen ‘bemoeien’ met de vestigingsplaats van agentschappen, de besteding van het financiële resultaat, het aantal ambtenaren op de loonlijst? Volgens de theorie die ten grondslag ligt aan agentschapvorming zou dat inderdaad niet de bedoeling zijn. Maar mijn gevoel voor realiteit zegt me dat dit niet zal gebeuren en het parlement zich wel blijft uitspreken over de bedrijfsvoering van de helft van de rijksorganisatie. Het blijft doorsudderen met onze agentschappen kortom. Interne verzelfstandiging is nu eenmaal een contradictio in terminus.




zondag, juli 31, 2011

Falen als noodzaak

Column Binnenlands Bestuur dd 29 juli 2011
Alle goede wil ten spijt komt de loop er niet echt in. De optredens van de artiesten kunnen de caravan- en tentbewoners niet vermurwen onder hun schaduwplekjes vandaan te komen. Dan staat de lokaal vermaarde zanger of zangeres dus weer voor een lege campingkantine Engels covers in het Italiaans te koeterwalen. Na afloop vertrekt de artiest met zijn gage, groter dan de geboekte baromzet van de dag.
Er is veel mislukt ondernemerschap, klein en groot. Fusies, overnames, mislukkingen liggen op de loer en hebben bedrijven als Ahold en ABNAMRO geruinieerd. Gebrekkig risicomanagement en naïef-optimistische scenario’s hebben pensioenfondsen en beleggingsinstellingen ten gronde gericht. Niet alleen in het klein falen ondernemers.
Ook in de publieke sector komen fiasco’s voor. Er is door bestuurskundigen heus studie van gemaakt en –hoewel het lijkt op ramptoerisme- is het vermakelijke zomerlectuur. Over mislukte snelwegen, waar voor miljoenen aan aansluitingen zijn gemaakt die nooit zijn benut. Of nooit gebruikte metrostations en andere infrastructurele werken. Arbeidsmarktprogramma’s die miljoenen kosten en weinigen aan de bak helpen.
In de private sector wordt wel gezegd dat een onderneming soms pas kan slagen als er eerst 2-3 voorgangers failliet zijn gegaan. De eerste exploitanten kunnen de rente- en aflossingskosten van de nieuw gebouwde tolbrug, tophotels of vakantieparken nauwelijks opbrengsten. Pas na enkele faillissementen en afschrijving van geïnvesteerde middelen krijgt de derde exploitant een redelijke kans van slagen.
Het is de tragiek van het ondernemerschap maar ook –voor wie oog heeft voor het grotere plaatje- een kleine troost. Alleen na mislukkingen en het nemen van verlies ontstaat er soms iets moois.
Als we met die ogen kijken naar de verhouding van Europa tot Griekenland is er misschien een wat mildere benadering van het grote Europese project mogelijk. De nu en komende weken en maanden afgesproken reddingsacties zullen zeer waarschijnlijk falen. Tot er echt fors op verstrekte leningen wordt afgeschreven zal Griekenland niet meer in balans komen, alle goede wil en mooie woorden ten spijt. De verdiencapaciteit van het land is gewoonweg niet meer toereikend alle ontstane schulden te compenseren. Daaraan helpt geen grove, verwijtende of ronduit beledigende taal, geen parlementair debat of motie of wat dan ook. De Jager , Rutte en collega’s kunnen kiezen uit twee soorten falen. De ene is Griekenland deze maanden laten vallen en daarmee het risico lopen van een kettingreacties van bank- en landfaillissementen. Dat is spelen met vuur en politiek en economisch onacceptabel. De andere is Griekenland blijven redden tot er ergens komend jaar geen redden meer aan is, hetgeen enkele ministers van Financien van Eurolanden of zelfs regeringen de kop kan kosten wanneer leningen worden afgeschreven. Pijnlijk maar noodzakelijk om zo het project Europa te redden.
Het is niet fijn om dat beleidsfalen aan te zien, omdat de rekening wel betaald moet gaan worden. Maar het is onvermijdelijk om het geldelijk verlies op enige termijn te accepteren ten dienste van grotere belang van het project Europa waarvan we nu een groeistuip waarnemen.

zondag, juni 19, 2011

De last van veel geluk

Column Binnenlands Bestuur dd 24 juni 2011
Wie zich inlaat met beleggingen is van nature een optimistisch mens, die rekent op mooie rendementen en terugontvangst van de ingelegde middelen. Een goede schatkistbewaarder daarentegen moet eerst en vooral de hem toevertrouwde middelen beschermen. Dat maakt publieke schatkistbewaarders risico-avers. Geen wonder dat ze nogal eens worden afgeschilderd als ‘Erbsenzähler’, ‘beancounters’ of gierigaards. Vrekkigheid is echter niet alleen een karakterologische kwaliteit maar ook een tactisch middel van publieke schatkistbewaarders, vooral om risico’s te mijden en een buffer te hebben om tegenvallers op te vangen. Door conservatief te begroten vergroten ze gewoonweg de kans op meevallers, waarmee uiteindelijk op lange termijn prestige wordt verworven. Het is geen toeval dat voormalig minister Zalm op zijn sterkst was in moeilijke dagen. Toen Nederland tien jaar geleden een korte periode van hoogconjunctuur kende, was hij machteloos tegen de uitgavenclaims van vakministers. Behoedzaam ramen kortom is een deugd voor schatkistbewaarders en uit zich in verschillende vormen. Overschatten van uitgaven, onderschatten van (belasting)inkomsten, conservatieve ramingen voor economische groei, rente, olieprijs, werkloosheid en meer.
Uiteindelijk is iedere raming ook een tactische. Toen dit kabinet aantrad moesten de geesten worden gerijpt voor fikse ombuigingen. De crisis van 2008-2010 noopte tot een forse bijstelling van uitgaven en ontvangsten, terwijl de zorg over de lasten van de toekomstige stijging bleven. Dit kabinet stelde zich ten doel ruim 15 miljard te besparen, een volgend kabinet zou voor een even grote som moeten tekenen.
Nu voorjaar 2011 doet zich echter iets lastigs voor. Nog voordat het kabinet echte grote ombuigingen heeft doorgevoerd, kentert het economische tij. Het gaat namelijk onverwacht snel weer goed met de economie, belastingen en uitgaven. Zo groeit de economie niet met 1,25% - waarmee is gerekend, maar in 2011 met tenminste 1,75% of misschien wel 2,25% op jaarbasis. En alles lijkt wel mee te zitten. De rente die we moeten betalen op leningen is lager dan de verwachte 3,5%, de olieprijs is hoger dan de 97 dollar waarmee is gerekend, dus we ontvangen meer uit gasbaten. En de werkloosheid tot slot is lager dan geraamd, dus we betalen minder uitkeringen.
Al met al loopt dus ook het EMU-saldo snel terug. Na eerdere meevallers over 2010 en begin 2011 is het denkbaar dat we eind 2011 al onder de drie procent komen, in plaats van de vier procent waar het kabinet van uit ging.
Het risico van meevallers treedt dus in. Want te veel meevallers maakt veel los. Bijvoorbeeld, blijft het wel opportuun om de kunsten, omroepen, scholen en sociale werkvoorziening budgettair zo omvangrijk te korten als het economische tij zo snel kentert? Het antwoord daarop is natuurlijk dat je politiek iets kan blijven nastreven zoals een kleinere staatssector, minder subsidies aan kunsten, scholen en meer. Maar de legitimatie daarvan is niet meer in overwegende mate ingegeven door de economische noodzaak ertoe, maar door de politieke wens. Daar is niets mis mee maar bepaald lastiger uit te leggen, zeker voor een minderheidskabinet met wisselende gedoogpartners die scherp letten op de maatschappelijke acceptatie ervan.

zondag, juni 05, 2011

Ons Griekenland heet ziekenland

Column Binnenlands Bestuur dd 10 juni 2011
Het gaat te goed met de rijksbegroting 2011 . Dat maakt het lastig echte stevige maatregelen te nemen. Het EMU-saldo is met 3,6% alweer bijna binnen de Europese afspraken. Natuurlijk valt Nederland nog onder het verscherpte toezicht van de EU maar die kan zijn tijd beter gebruiken om op Portugal, Ierland, Griekenland en Spanje te letten, de PIGS. Geen vuiltje aan de lucht kortom?
Ik denk het wel. We hebben ons eigen Griekenland, ons domein waar we de uitgaven al jaren lang niet beheersen. Waar alle actoren samen keer op keer verrast roepen dat het toch echt even anders is gelopen dan gedacht. Ons Griekenland heet ziekenland.
Het budgettair kader zorg bedraagt dit jaar 60,9 miljard, exclusief 4,8 miljard zorgtoeslag. In de Voorjaarsnota wordt een tegenvaller gemeld, van 1 miljard, hetgeen bijna gebruik is in budgettaire nota’s. Alle ramingen van het ministerie, de Planbureaus, de Nederlandse Zorgautoriteit en het College voor Zorgverzekeringen ten spijt, jaar in jaar uit blijkt er geen houden aan. Er zijn nu weer extra uitgaven aan medisch specialisten (52 miljoen), huisartsen (45 miljoen), paramedische zorg (49 miljoen), grensoverschrijdende zorg (59 miljoen), multidisciplinaire zorgverlening (70 miljoen), ziekenvervoer (26 miljoen) en de geestelijke gezondheidszorg (255 miljoen). Op het terrein van de care zijn met name overschrijdingen bij AWBZ-instellingen, zorg in natura (90 miljoen), nieuwe capaciteit (200 miljoen) en kapitaallasten (62 miljoen).
Dit lijstje is de echo van een decennium vol rapportages over de onbeheersbaarheid van de zorguitgaven. Opeenvolgende ministers en staatsecretarissen zijn gekomen en gegaan, er zijn plannen gemaakt en maatregelen genomen, het stelsel is keer op keer herzien maar echt beheersen lukt niet.
Persoonlijk heb ik er geen moeite mee, dat we een uitstekend zij het kostbaar stelsel hebben. Waar dat doelmatiger kan moeten we dat zeker doen maar ik denk dat dankzij toegankelijke en hoogwaardige zorg in staat zijn de kwaliteit van leven op een hoog peil te houden. Lastig vind ik dat we niet goed in staat zijn goede financieringsafspraken te maken en steeds tegenvallers inboeken. Zo gaat zorg ten koste van onderwijsuitgaven, milieumaatregelen en ander belangrijke beleid. Ga er daarom beter van uit dat de zorgkosten niet dalen. Spreek dan toch een reeks maatregelen af wat we doen bij oplopende kosten. Ofwel, wie de rekening betaalt als nieuwe ‘tegenvallers’ opkomen. Speel nu eens niet dat je er verrast over bent, maar handel als verantwoordelijke politico contingent, in scenario’s. Wie betaalt de rekening, kies nu.
De pijn van ziekenland en Griekenland is niet dat er een budgettaire crisis uitbrak, die was in redelijkheid voorspelbaar of in ieder geval voorstelbaar. De pijn is dat we er als knappe koppen door verrast werden en eigenlijk nog steeds of beter: steeds weer achter de feiten aanlopen. Er gaat deze jaren bijna 5 miljard euro naar Athene. Prima. Maar wat doen we als de Grieken in 2013 niet gaan terugbetalen? Het lijkt in Griekenland en ons eigen ziekenland op voortmodderen, in plaats van een samenhangend, toekomstvast beleid.

zondag, mei 22, 2011

De florijn terug

Column Binnenlands Bestuur dd 27 mei 2011
Natuurlijk hadden we ze er nooit moeten bijlaten. Het is die zuidelijke cultuur die toch wel even anders is dan de onze. Al doe je nog zo je best, verstaan doe je ze niet. En al versta je ze al, echt elkaar begrijpen zit er ook niet in. Zij blijven zuiderlingen, wij Hollanders.
Toegegeven, er waren ook voordelen aan die eenheid. De grenzen gingen weg, we kregen een gezamenlijke munt. Als je er op vakantie gaat, hoef je niet steeds om te rekenen. In zekere zin hebben ze ook wel wat van ons overgenomen en dan zie je gelijk dat het er beter gaat. Het is er ook mooi wonen met die heuvels en interessant door al die opgravingen die er gedaan zijn. Zelfs zijn er Romeinse forten blootgelegd. En ja, ze hebben ook ons eten beïnvloedt. Met vlaai en zuur vlees en meer. Dus echt er van af hoeft van mij ook weer niet. Maar als je diep in mijn hart kijkt zeg ik, geef Limburg maar terug aan België.
De werkloosheid is er gewoon hoger dan hier. Toen de mijnen sloten hebben ze wel wat vervangende werkgelegenheid gekregen, maar het loopt nu echt wel een beetje af daar. Het schijnt ook te ontvolken. Grote leegstand, wegtrekkende bewoners, het wordt in zekere zin een bodemloze put. En dan die gebruiken. Fanfares, harmonieorkesten en schutterijen, typisch volk. En geen commissaris van de Koningin maar een gouverneur en geen provinciehuis maar een gouvernement. Op onze kosten, dat dan wel weer. Schitterende nieuwe snelwegen, met tunnels op plaatsen waar wij in Holland gewoon alle geluid en lucht zo in de woonkamer ontvangen. Nu bij Roermond, straks bij Maastricht. Het kan niet op. Maar voor Limburg is er wel steeds belastinggeld voor al die franje. Ons belastinggeld wel te verstaan.
De grootste partij van Limburg is er vooral voor de vrijheid. Nu, geef ze die dan. En stuur alsjeblieft al die Limburgers terug naar hun eigen achterland. Die tsunami van Limburgers met hun verschrikkelijke gebruiken, haardracht en religie, het moet maar eens ophouden. Geen cent gaat er meer heen, tenzij het in ons eigen belang is. Want we hebben er al heel veel geld in zitten van onze banken en pensioenfondsen en dat willen we wel eerst even terug. Maar verder zou ik zeggen; dop je eigen boontjes maar. Werk maar harder, schaf vroegpensioenen af, ga eerst maar eens belasting betalen daar in het zuiden. Want iedereen weet dat de belastingmoraal in Europa van noord naar zuid nogal anders is. Dus wie oren heeft die hore.
En als we klaar zijn met Limburg, dan denk ik aan Brabant. Dan Zeeland. Misschien later de Friezen, ook zo’n typisch volk, ook met een eigen taal waar wij Hollanders weer voor opdraaien. Eigenlijk voel ik wel voor een nieuwe Hollandse waterlinie. Die VOC-mentaliteit, daar moeten we naar terug. En dan komt het best goed met onze begroting en onze munt. Terug naar de gulden florijn zou ik zeggen.

zondag, mei 08, 2011

Waar blijft de linkse begroting?

Column Binnenlands Bestuur dd 13 mei 2011
Binnenkort presenteert het kabinet Rutte haar tweede budgettaire agenda, na de overhaast en slechts op beperkte schaal gewijzigde begrotingen 2011 – die nog door CDA en ChristenUnie waren voorbereid. In de aanstaande Voorjaarsnota wordt weer een tipje van de sluier opgelicht hoe Rutte met het CDA en de PVV Nederland willen besturen. Tot nu toe werden maar enkele bezuinigingsplannen ontvouwd, maar de beoogde bezuinigingen op speciaal onderwijs en hoger onderwijs werden door het parlement vertraagd tot 2013.
Is er al zicht op een alternatief, een linkse tegenbegroting van Cohen, Roemer en Sap? Is er meer dan een soort van ‘tegen’ op alle voornemens van het kabinet? Is er een links antwoord op de vragen omtrent een houdbare begroting, op de ontwikkeling van de lastendruk, de arbeidsmarktproblematiek, de subsidiestromen. Is er een linkse visie hoe de budgettaire besluitvorming in de Europese Unie robuuster wordt gemaakt en uiteindelijk zo wordt ingericht dat over enkele jaren niet weer landen in geldnood komen zoals Portugal, Ierland en Griekenland nu overkwam?
Simon Jenkins beschreef hoe in het Verenigd Koninkrijk de Labourpartij haar legitimiteit verloor toen haar premiers teveel werden gezien als nakomelingen van Margareth Thatcher. Blair en Brown namen de liberale marktwerkingsideologie moeiteloos over en verspeelden daarmee uiteindelijk hun steun onder de bevolking, is de teneur van zijn boek ‘Thatcher & Sons’. Marcel van Dam maakte recent al korte metten met het gebrek aan strijdbaarheid van Job Cohen als oppositieleider.
Job Cohen zelf kwam op het 65e verjaardagsfeestje met een openhartige analyse. De PvdA heeft te lang alle heil verwacht van de overheid en te weinig oog gehad voor de onvolkomenheden ervan, de bureaucratie, gebrekkige kwaliteit en uiteindelijke onbetaalbaarheid. Maar daarna wordt het stil bij Cohen. Een eigen agenda ontbreekt nog.
Zoals de VVD onder Gerrit Zalm in 15 jaar de lastendruk verminderde van 45% naar 38%, zo’n kernissue moet links ook weer willen hebben. Maar het is lang stil. Wat wil de PvdA met de arbeidsmarkt, de woningmarkt, de overheidsorganisatie, het hoger onderwijs? Moeten universiteiten en hogescholen echt de Californische situatie achterna zoals steeds meer wordt bepleit? Het wordt tijd voor antwoorden. De denktank van de PvdA, de Wiardi Beckman Stichting, heeft nu Robert Kuttner, Amerikaans econoom, gevraagd hen te inspireren. Kuttner is een pleitbezorger van een stevige progressieve agenda. Zijn onderzoek richt zich op de gevolgen van de internationale economische crisis voor de verzorgingsstaat en arbeidsmarkt.
Het is te hopen dat de man iets aan inspiratie meebrengt. Maar het is ook een zwaktebod dat er onvoldoende denkkracht in eigen gelederen is. Zonder een stevige eigen agenda wordt links weggespeeld. Dan dreigt de situatie dat iedere linkse partij probeert hier en daar te scoren en gelegenheidscoalities sluit met CDA en VVD op die punten waar de PVV niet thuis geeft, zoals eerder Groenlinksleider Sap deed rond de nieuwe Afghanistan-missie. Een verdeelde oppositie zonder een eigen inhoudelijke en budgettaire agenda bereidt echter de weg voor een tweede rechts kabinet. Werk aan de winkel kortom. Ook na de 65 moet er doorgewerkt worden.

woensdag, april 20, 2011

VBTB poging twee

Column Binnenlands Bestuur dd 29 april 2011
Goede besluitvorming over de begroting vereist begrijpelijke begrotingsstukken. En dat blijkt al decennia lang geen sinecure. Financiën wil tien jaar na project VBTB, ‘Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording’, weer een poging wagen. Is die kansrijk?
Het is eigenlijk het parlement zelf dat heeft gegeven dat begrotingsstukken niet voldoen. Zo zijn de uitgavenartikelen veel te omvangrijk -dus per saldo ondoorgrondelijk- wat ook geldt voor de de budgetflexibiliteit . Inputgegevens zijn onvindbaar over bijvoorbeeld extern personeel en ICT. Dit en meer kritiek, onder andere van de Rekenkamer is aanleiding voor Financiën om een nieuwe poging te doen, ´Verantwoord begroten´ genaamd.
Ook in vakliteratuur en internationaal wordt steeds meer kritiek geventileerd op ‘outcome’- of beleidsbegrotingen. De OECD stelt zelfs dat uit geen enkel internationaal onderzoek blijkt dat de toedeling van middelen door “performance budgeting” is verbeterd. Sterker, begroten op basis van output targets zou hebben geleid tot verlies aan controle voor het parlement en onleesbare begrotingen. Niet fraai.
Financiën wil nu dat de begrotingsteksten méér aansluiten bij de rol, taak, verantwoordelijkheid én de beschikbare instrumenten van de minister. Dus minder beleidsmatige teksten en meer budgettaire informatie over wat de minister gaat doen om de doelen te bereiken. Ook wil ze meer inputinformatie geven, door de kosten van de ambtelijke dienst gebundeld te presenteren en deze ‘apparaatuitgaven’ uit te splitsen in personele en materiële uitgaven, waaronder kosten van externen versus en uitgaven eigen personeel. Bij de materiële worden ICT-uitgaven apart gepresenteerd. Specifieke ICT-systemen worden als programma-uitgaven gepresenteerd bij de beleidsartikelen omdat deze uitgaven zeer sterk verbonden zijn met het primaire proces ofwel het realiseren van de beleidsdoelstellingen. Dat laatste is een verstandig voorstel. Maar op de andere voorstellen is nog kritiek mogelijk.
Het voorstel de apparaatuitgaven gebundeld te begroten verkleint het inzicht waar ambtenaren nu precies aan werken en leidt tot ondoorzichtige, grote artikelen. Dat moet je niet willen. Bijvoorbeeld de uitgaven aan de Belastingdienst en Financiënambtenaren moet je niet op een hoop gooien maar apart begroten en verantwoorden.
De afsplitsing van de uitgaven voor extern personeel en ICT-uitgaven is gestoeld op het idee dat transparantie de beheersing helpt. Dat is maar ten dele zo. Externen worden ingehuurd omdat de politiek wel prestaties verlangd maar de ambtenarenaantallen wil verkleinen, of door het ontbreken van voldoende experts bij lastige vraagstukken. Inhuur van externen beperkt je kortom niet met een andere begrotingsopzet maar met de politieke moed om taken te schrappen of de ruimte om soms hogere salarissen voor experts te betalen. ICT-uitgaven verlaag je evenmin via de begrotingsopzet maar door realistischer doelen, deskundig personeel en voldoende tijd om zeer complexe ICT-opgaven te realiseren. Hierover echter geen woord.
Punt van kritiek blijft ook dat de uitgavenartikelen niet verkleind worden, een sterke wens van de Kamer. Ten opzichte van vroeger zijn nu slechts 150 van de 800 artikelen overgebleven met een omvang van vaak een miljard of meer. Dit aantal van 150 verdubbelen zou de transparantie echt helpen, Het verminderen van beleidsmatig gezwam helpt ook. De begroting moet weer cijfers en feiten bevatten, geen verhaaltjes.

zondag, april 10, 2011

Kop uit het zand

Column Binnenlands Bestuur dd 15 april 2011
Het kabinet lijkt haar kansen op een snelle en succesvolle sanering van de uitgaven te gaan missen. Het is de vraag of de beoogde 17 miljard ombuigingen er echt wel gaan komen. Er wordt op diverse terreinen gedraald met het doorvoeren van maatregelen, de PVV haakt steeds vaker af en de begrotingsdiscipline binnen het kabinet brokkelt af . Moeten de vorig jaar gepresenteerde ferme bezuinigingsplannen gaandeweg met een korreltje zout genomen worden?
In Europa speelt Mark Rutte ‘Il Duro’ met zijn pleidooi om automatische sancties tegen landen die hun financiën niet op orde hebben. Geen politiek gedraal meer, betoogt Rutte, maar directe en ononderhandelbare straffen moeten er komen voor begrotingszondaars. Zeg maar een automatische incasso bij het negeren van het rode stoplicht. Deze straf is natuurlijk niet bedoeld om echt op te leggen maar als ferme waarschuwing tegen gebrekkige begrotingsdiscipline.
Zijn eigen kabinetsprestaties zijn echter nog niet om over naar huis te schrijven. Zoals altijd overschrijdt een deel van de ministers dit jaar de begroting, waaronder de altijd gebrekkige beheerste zorguitgaven. Wrang voor de VVD is dat de tweede overschrijder Sociale Zakenminister Kamp is. En bepaald lastig is dat de PVV niet bepaald voor een verdergaande sanering van zorg en sociale zekerheid is. Rutte moet dus in de komende kabinetsbesluitvorming eerst het CDA bereid vinden de problemen bij de VVD-ministers op te lossen en daarna meerderheiden vinden bij oppositiepartijen. Zo bezien is een automatische begrotingkorting bij overschrijdingen een handigheidje dat Rutte ook wel binnenslands zou kunnen gebruiken. ‘Het moet van Europa’ is dat het excuus maar zover is de Europese begrotingstoetsing (nog) niet.
Ook lastig is dat binnen departementen het echte saneren nog moet gaan beginnen. Zoals altijd loopt de taakstelling aan het ambtenarenapparaat op in de tijd en wordt her en der onderzocht of de pijn niet wat verder uitgesmeerd kan worden, liefst achter de horizon van deze kabinetsperiode. Dat echter zou een slecht soort struisvogelpolitiek zijn, het niet willen inzien van de opgave waar men voor staat in de -volgens mij ijdele- hoop op betere tijden.
Er zijn twee dringende redenen om al wel in 2011 flink door te pakken. De eerste is dat de huidige 15 miljard besparingen maar de helft is van de opgave waar Nederland voor staat. Zelfs bij 2% economische groei (en daar zitten e nog niet op) moet ook na 2014 nog eens tenminste 15 miljard worden omgebogen om de overheidsuitgaven duurzaam houdbaar te maken. Ieder uitstel van besparingen is daarom kortzichtig, alle besparingen nu werken juist gunstig uit naar de toekomst door bespaarde rentekosten.
Ten tweede is de arbeidsmarkt in Nederland nu relatief goed en de werkloosheid laag. Juist nu zou overheidspersoneel snel moeten worden verleid of bewogen een baan elders te zoeken. Laat de politiek daarom snel knopen doorhakken welke taken moeten worden beëindigd, opdat geen valse illusies worden gekweekt. Na deze ombuigingsperiode volgt er nog een, minstens zo groot als deze. Zo bezien verdienen de timing van Defensieminister Hillen een pluim.

zondag, maart 27, 2011

Parlement en statistiek

Column Binnenlands Bestuur dd 1 april 2011
Het was even niet de week van PVV-kamerlid Lilian Helder die statistiek geen bruikbare grondslag vond voor het nemen van beslissingen, in dit geval over het nut van taakstraffen versus gevangenisstraf. Helder vond dat je mensen noch op individueel niveau noch op groepsniveau met elkaar kon vergelijke ‘ omdat mensen nu eenmaal verschillend zijn’. De door het kabinet ingezonden rapporten statistieken legt ze daarom liever terzijde of, in haar woorden, neemt ze voor kennisgeving aan. Maar lezen zal ze de publicaties niet.
Is er dan wel voldoende kritisch vermogen in ons parlementair systeem bijvoorbeeld in de financiële besluitvorming? Kan het parlement afgaan op begrotings- en verantwoordingsinformatie van het kabinet? Zijn er voldoende financiële waakhonden en waarborgen rond het parlement? Ik ben daar niet zo zeker van. Dat ligt niet aan de immer onzekere ramingen van het CPB. Het valt hen niet helemaal aan te rekenen dat eind 2008 een recessie ons overviel of dat jaarramingen voor de economie en begroting met onzekerheden omgeven zijn. Er zijn een aantal andere zaken die meer meespelen.
Ten eerste weten we uit Europees verband dat niet zonder meer mag worden afgegaan op de integriteit van informatie. Het Griekse drama is het makkelijkste voorbeeld. Jarenlang bedrogen de Grieken elkaar en Europa met een gefabriceerde, incorrecte voorstelling van zaken over tekort, schulden en bezittingen om zo pijnlijke beslissingen te vermijden. In de toekomst zal dit vaker gaan spelen, Bijvoorbeeld in landen waar door de Europese budgettaire toets lagere overheden strenger gecontroleerd gaan worden door centrale overheden, zal een enorm machtsspel ontstaan waarin budgettaire informatie cruciaal is – maar manipuleerbaar. Denk aan Catalonië versus de Spaanse regering. In Nederland toont de Rekenkamer zich aanhoudend bezorgd over de volledigheid en kwaliteit van informatie. Bij infrastructurele projecten lijkt die immers veel beter op orde, maar rond de JSF blijft ook nu nog een waas van onduidelijkheid hangen.
Een tweede zorg is dat er te weinig tegenkrachten zijn. Neem het geval Ierland, dat nu aan het Europees infuus hangt. Een recente studiegroep keek minutieus na of in de jaren voor de crisis waarschuwingssignalen waren afgegeven door deskundige insiders of opinieleiders, dan wel IMF, OESO of EU. Dat zou je toch mogen hopen , zeker toen in 2008 de vastgoedbubbel knapte en banken en overheid zeer zwaar onderuit gingen. Het bleek echter geheel niet het geval te zijn. Een betrokken official erkende ‘off the record’ het falen van de toezichthoudende instituties. Men had het niet zien aankomen en het collectief verblindde Ierland was dus geheel niet gewaarschuwd tegen naderend systeemfalen. Pijnlijk.
Ten derde, alleen een deskundig en actief parlement kan door een kritische bejegening incomplete, onduidelijke of misleidende budgettaire informatie ontmaskeren. Een enkel deskundig hoogleraar overheidsfinanciën (Dijkgraaf, SGP) of kundige ex-financeel journalist (Groot, PvdA) in de Kamer is dan niet voldoende. Er lijkt me ook een veel zwaarder eigen onderzoeksbureau nodig, maar dat heeft Nederland nog steeds niet. En zelfs dan, met een houding als van mevrouw Helder wordt het ook dan niet snel beter.

zondag, maart 13, 2011

Lessen uit Amerika

Column Binnenlands Bestuur dd 18 maart 2011
Amerika en Europa zijn beide bezig de gevolgen van de crisis te verwerken, die een grote impact heeft hebben gehad op de overheidsfinanciën. Tussen beide zijn belangrijke verschillen, maar ook overeenkomsten.
Nadat de overheidsschuld in Amerika onder de laatste Bush (junior) groeide van 55 naar 80% van het nationaal inkomen, zal het nog tijdens het eerste presidentschap van Obama boven de 100% komen. Dat is een treurig record, alleen landen als Griekenland en Italië scoren hoger, maar een record met een lange geschiedenis. Alleen tijdens de Tweede Wereldoorlog is het tekort ooit zo hoog geweest, daarna bleef het lang veertig tot zestig procent, een Europees niveau. Maar nota bene onder de rechtse Reagan en zijn opvolger (vader) Bush steeg het tekort door belastingverlagingen en stijgende defensie-uitgaven al van een kleine veertig naar ruim zestig procent. De Democraat Clinton liet het tekort weer dalen maar inmiddels is er geen houden meer aan. Amerika zit sinds het de oorlogen na 11 september (2001) startte en de crisis uit 2008 diep diep diep in de schulden.
Pijnlijker dan de schuld is dat het tekort vorig jaar ver boven de tien procent uitkwam en dit jaar nog geen nieuwe begroting kon worden vastgesteld. Het overleg tussen president en Congres, en daarbinnen tussen Democraten en Republikeinen, zit volkomen vast. De consequentie daarvan is dat de ambtenaren niet meer betaald gaan worden en de overheidsgebouwen op slot gaan, hetgeen overigens al enkele keren eerder is gebeurd in de recente geschiedenis. Om die pijnlijke afgang nu te voorkomen worden er deze maand steeds deelbegrotingen goedgekeurd voor de korte termijn, telkens voor twee weken. Ook een blamage trouwens.
Nederland vaart ondertussen wel. Onze werkloosheid is ondanks de crisis erg laag en daalt van 400.000 naar 350.000 volgend jaar, de winstgevendheid van bedrijven neemt toe en daardoor gaat het overheidstekort snel dalen van 5,2% in 2010 naar 2,2% in 2012. Even de tering maar de nering zetten betaalt zich blijkbaar snel uit. Om het zover te laten komen moet het kabinet nog wel invulling geven aan de ingeboekte ombuigingen, maar eigenlijk zijn rechts en links er over eens dat er flink gesneden moet worden, al verschillend e opvattingen over tempo en de precieze keuze waar er bezuinigd moet worden. Of in het eigentijdse Haags, we werken aan een ‘compacte overheid’ en ‘consolidatie van de uitgaven’.
De echte pijn moet echter nog komen. Want na deze enorme ombuiging van ruim 15 miljard moet er volgend de economen nog eens zo’n bedrag worden omgebogen in de volgende kabinetsperiode, rekening houdend met de toekomstige kosten van vergrijzing en de huidige hoge schuld van 65% van het nationaal inkomen. Om die te realiseren is een bredere politieke en maatschappelijke consensus nodig dan er nu bestaat voor deze ombuigingsgolf. Als we straks verlamming willen voorkomen –zoals die Amerika nu treft met Democraten en Republikeinen die zich diep in loopgraven hebben verschanst- moet nu al werk worden gemaakt van nationale oplossingsstrategieën. Ander vult Europa het voor ons in.

zondag, februari 27, 2011

Miljardendansjes

Column Binnenlands Bestuur dd 4 maart 2011
Binnenkort vinden de eerste besprekingen plaats over de begroting 2012. Dit keer mag het kabinet Rutte voor het eerst volledig zelf alle keuzen maken. En dat is geen sinecure nu er voor miljarden moet worden omgebogen. Die dans om miljarden op kabinetsniveau wordt dieper in de organisatie steeds meer concreet. Kan de subsidieregeling worden gehandhaafd? Daalt het personeelsbudget van de directie voor 2012 zoals verwacht, of moet er toch nog meer af? Mag de medewerker naar de opleiding, zoals afgesproken in het jaargesprek?
Wonderlijk blijft altijd dat boven de hoofden van gewone Haagse stervelingen een macrowerkelijkheid bestaat. Een miljardenspel dat de microdiscussies overtreft. Neem maar de jongste uitkomsten over 2010. Alle eerdere ramingen ten spijt rapporteert Financiën eind februari dat het EMU-saldo 2010 op basis van voorlopige realisatiecijfers uitkomt op een tekort van 5,2% bbp. Dat is veel, meer dan 30 miljard. Maar het saldo valt wel veel gunstiger uit dan twee maanden eerder bij Najaarsnota nog werd verwacht. De nu gerapporteerde meevaller van 0,6% is in euro zo’n kleine 4 miljard. Hoera voor de Jager! De man die eventjes vier miljard meevallers rapporteert. Dat zou hij vaker moeten doen.
Maar waar komt de meevaller vandaan? De helft komt van sterk meevallende belasting- en premieontvangsten, die plotseling 2 miljard euro hoger uitkomen dan twee maanden eerder voorzien. Er zijn minder werklozen, bedrijven zetten meer af en maken meer winst. Departementen geven minder uit dan gedacht, de winstafdracht van DNB is hoger, de schuldsanering van de Antillen valt mee en de rente op de staatsschuld is lager dan gedacht. Financiën, het zonnetje in huis.
Zou de minister van Financiën nu met applaus ontvangen worden in de ministerraad? Of zou er een zekere irritatie zijn bij collega-ministers? Zij moeten immers het mes zetten in de uitgaven en maken zich minder populair. Zij mogen overal komen uitleggen waarom scholen minder budget ontvangen, ambtenaren geen salaris erbij krijgen en de krijgsmacht moet afslanken. Terwijl zij over miljoenen piekeren, rapporteert De Jager zijn miljardenmeevallers. Dat is dan even wrang.
Cruciaal is de vraag in welke mate Financiën kon voorzien dat de meevallers zouden optreden. Is er veiligheidshalve voor gekozen deze nog niet te rapporteren? Of was er sprake van strategisch gedrag? Bijvoorbeeld het idee dat als de miljardenmeevallers al bij Najaarsnota in november zouden worden gemeld, dit munitie zou zijn voor Tweede en Eerste Kamer bij de begrotingsbehandeling in december jl.
Waarschijnlijk is deze miljardenmeevaller per ongeluk zo groot. Financiën noch het kabinet heeft er immers strategisch belang bij al in 2011 te pieken. Het is doorgaans beter om tekorten eerst in het begin van de kabinetsperiode wat hoger te laten uitkomen en pas in het verkiezingsjaar 2014 mooie meevallende cijfers te presenteren.
Toch blijft nu de vraag of de ramingen voor uitgaven, belastingontvangsten en rente eind 2010 niet beter geraamd hadden kunnen worden. Vier miljard ernaast zitten in twee maanden roept veel vragen op. Een vakminister moet voor minder op het matje komen bij … Financiën.

zondag, februari 13, 2011

Is nul genoeg?

Column Binnenlands Bestuur dd 18 februari 2011
De ambtenarenbonden en minister Donner hebben nog geen nieuwe rijksCAO kunnen afsluiten. Donner houdt zich aan de letters en de cijfers van het coalitieakkoord en volhardt in de afwijzing van de looneisen. ‘Toegeven aan uw wensen voor de loonontwikkeling betekent dat er nog meer ambtenaren de rijksdienst zouden moeten verlaten’, is zijn schriftelijke verklaring. Zolang het kabinet deze lijn vasthoudt, missen de rijksambtenaren zelfs compensatie voor inflatie, wat tot 2% koopkrachtdaling kan betekenen. Het is even niet fijn om rijksambtenaar te zijn.
Erger nog dan het ontbreken van een aantrekkelijk salarisperspectief is de krimptaakstelling die hen boven het hoofd hangt. Departementen en uitvoeringsorganisaties moeten de komende jaren 15-25% van hun personeel inleveren. Waar dat precies neerslaat is onbekend. Ook dat geeft onzekerheid. En ook op dat punt in de onderhandelingen heeft Donner aangegeven niet de toezegging te kunnen doen dat gedwongen ontslagen voorkomen kunnen worden.
Binnen departementen worden al wel plannen gesmeed hoe deze krimpopdracht gerealiseerd kan worden. De beste inschatting is dat efficiency weliswaar vele procenten kan opleveren –waarover het ambtelijk management zelf aan de lat staat-, maar er echt ook taken moet worden geschrapt. En dat vergt politieke keuzen. Worden de meest arbeidsintensieve inkomensregelingen, subsidies of procedures beperkt? Worden de bedieningstijden van bruggen beperkt, leegstaande jeugdinrichtingen gesloten, inspecties verminderd? Uit de politiek komen nog maar weinig concrete voorstellen. Eerder de roep om meer inspecties (de vastgeketende Brandon), toezicht (de Moerdijkbrand) en controle (prositutiebranche). Maar taakreductie is wel nodig, met efficiency alleen komen de benodigde miljarden niet binnen.
Maar uiteindelijk komt de vraag ook terug bij individuele rijksambtenaren. Niet alleen of ze kunnen maar ook of ze willen blijven werken bij de rijksoverheid nu de beloning verschraalt en de werkdruk verder zal stijgen. Mede bepalend voor het antwoord op die vraag is of ze alternatieven hebben. Op de arbeidsmarkt hebben ambtebaren het niet eenvoudig. Ze genieten geen geweldig imago. Hun gemiddelde leeftijd is relatief hoog. Velen van hen, zeker beleidsambtenaren, zitten hoog in de salarisschalen. Anderen zijn deskundige specialisten maar wel op een relatief beperkt vakgebied. De werkvelden waar ze kunnen gaan werken zoals provincies en gemeenten hebben ook eerder een krimp- dan een groeiperspectief.
De beste kansen om de rijksoverheid te verlaten zijn er voor de relatief jongere, breder opgeleide medewerkers, die hun vak hebben bijgehouden of verbreed en nog niet te veel verdienen. Wie daar niet toe gerekend kan worden, is afhankelijk van de luimen van de politiek of hun specifieke werk over enkele jaren nog bestaat. Zoja, dan wacht hen door het vertrek van jonge hooggeleide collega’s wel een hogere werkdruk en een bij de markt achterblijvend loonperspectief .
Geen wonder dat de bonden -met veel oudere werknemers als lid- zich sterk maken voor salaris maar liever nog baanzekerheid. De kans is daarom groot dan Donner op nul kan uitkomen in ruil voor een paar mooie volzinnen over streven naar het voorkomen van gedwongen ontslagen. Meer zit er even niet in.

zondag, januari 30, 2011

Kees for President

Column Binnenlands Bestuur dd 4 februari 2011
Binnenkort wordt bekend wie het nieuwe, derde collegelid wordt van de Algemene Rekenkamer. Is dat belangrijk zult u denken? Wie zijn de andere dan?. Inderdaad zijn de drie leden best onbekend , misschien met uitzondering van Saskia Stuiveling die al 26 jaar (zesentwintig!) lid is van dit college en al meer dan een decennium de status van president geniet. Kom daar nog maar eens om in Den Haag vandaag de dag. Dus een frisse benoeming op zijn tijd is best belangrijk.
De Algemene Rekenkamer controleert of het Rijk geld uitgeeft en beleid uitvoert zoals het de bedoeling was. We hebben daarom belang bij een ijzersterke Rekenkamer die als tegenmacht het bestuur controleert. Zeker ook omdat parlement en pers controle op de uitvoering van beleid en besteding van geld nu eenmaal niet tot hun favoriete tijdverdrijf rekenen, maar hun aandacht veeleer naar nieuw beleid laten uitgaan.
Vroeger was het zwaartepunt van het werk van de Rekenkamer de controle op de rechtmatigheid van uitgaven. Daar is nu weinig meer te halen. Al een jaar of vijftien krijgen alle departementen goedkeurende verklaringen over hun jaarstukken, resterende tekortkomingen vallen vaak weg in de tolerantiemarge dus veel vuurwerk is er niet meer te vinden. Geen wonder derhalve dat er op een enkele na geen accountants meer te vinden zijn in de top van de Rekenkamer.
Onze Rekenkamer moet het vandaag de dag hebben van kritische onderzoeken naar de doematigheid en effectiviteit van beleid. Deels in stilte, gewoon door gedegen werk af te leveren, deels door de trom te roeren en ministers publiekelijk ter verantwoording te roepen. En dat is een kunst op zich. Weigerachtige ministers die onvoldoende informatie verstrekken moeten met de wet in de hand worden aangesproken, opdat het onderzoek voortgang kan vinden. En ongeacht wie er minister is en of het nu uitkomt of niet, resultaten van onderzoek moeten stante pede openbaar worden gemaakt,. En door ministers gedane toezeggingen moeten wel echt worden nagekomen, de 300 Rekenkameronderzoekers letten daar op .
Reuze jammer daarom dat de benoeming van een collegelid zo’n politiek circus is. De grote drie partijen leveren vrijwel standaard een lid, een enkele uitzondering daarop betrof Maarten Engwirda van D66 – maar ook dat is al weer lang geleden. Is daarom na het recente vertrek van Gijs de Vries de VVD gewoon weer ‘aan de beurt’? Je mag het hopen van niet. Toch is die kans daarop groot, omdat het nu te benoemen lid denkbaar de opvolger wordt van de over enkele jaren afzwaaiende Stuiveling, dus de VVD zal stevig inzetten.
Maar dan dit. De inmiddels openbare gepubliceerde lijst–uniek voor Den Haag- van 6 sollicitanten telt een buitengewoon gekwalificeerde kandidaat, ex-parlementariër Kees Vendrik . Niet omdat GroenLinkser Vendrik van ‘de goede partij’ is, maar louter en alleen omdat hij van alle kandidaten het grootste vermogen heeft om vanuit deskundigheid en ervaring de regering constructief tegen te spreken. Dus maak Kees svp lid en straks President. Kan hij gelijk nut, noodzaak en kosten van de missie naar Kunduz onderzoeken.

zondag, januari 16, 2011

De weg van het geld

Column Binnenlands Bestuur dd 21 januari 2011
Wat hebben Schiphol, kinderopvanggroep Catalpa, het Slotervaartziekenhuis en het Rotterdamse oogziekenhuis met elkaar te maken? Zij opereren allemaal in meer of mindere mate in de publiek sfeer. Maar de tijden veranderen. Schiphol is deels in Franse handen. Het oogziekenhuis Rotterdam heeft franchises gevestigd in andere ziekenhuizen. Het Slotervaartziekenhuis is in private handen, Catalpa in bezit van een Amerikaanse investeringsmaatschappij, net als de Afvalverbranding, AVR .
Dat roept interessante vragen op. Bijvoorbeeld, is de continuïteit van de voorziening of de organisatie geborgd? Kan Schiphol krimpen van ‘hub’ tot filiaal van de Fransen als investeringen uitblijven? Zijn patiënten van private ziekenhuizen of franchises slechter af? Is er oog voor maatschappelijke aspecten of stinkt de AVR meer dan vroeger?
In ‘De weg van het geld’ tracht een groep bestuurskundigen (onder andere Mark van Twist en Willemijn Dicke) deze en andere vragen te beantwoorden. Het essay behandelt een relevant onderwerp en er worden veel rake analyses gedaan. Maar compleet is de analyse niet. Er zijn minstens twee zaken die ook belicht moeten worden en die wat tegenwicht bieden tegen een te snelle negatieve benadering van de private sector zoals NRC-publicist Chavannes en hoogleraar Ankersmit regelmatig doen, of het problematiseren van private inbreng in de publieke sector via het opwerpen van duizend-en-een vragen, zoals in het essay.
Ten eerste slinkt de overheidsomvang helemaal niet zo sterk dat voorzieningen in het gedrang komen zonder private financiering. De collectieve sector was, is en blijft zo’n 40% van het nationaal in komen. Daarbinnen vindt wel een verschuiving plaats, die is van alle tijden, maar er blijft ook onder dit kabinet een omvangrijke publieke secor of met publiek geld maatschappelijke sector. Niet louter financiële motieven kortom veroorzaken een groeiende private inbreng in de voortbrenging van publieke goederen en diensten. Er zijn ook andere, inhoudelijke redenen.
De tweede is dat private zeggenschap en bedrijfsmatiger werkwijzen gewoonweg positief kunnen uitwerken op de kwaliteit van publieke voorzieningen. Organisaties kunnen er klantgerichter door worden, beter letten op nut en noodzaak van bestedingen en zoekend naar een beter resultaat kunnen nieuwe ideeën soms ook sneller worden benut. Daar komt bij dat meer privaat mogelijk ook minder publieke bemoeienis kan betekenen. Publieke financiering en zeggenschap hebben namelijk ook geleid tot een overdaad aan regels, betutteling, politieke benoemingen, gedetailleerde accountantsverklaringen en soms tenenkrommende bureaucratie. Als meer private inbreng minder publieke bureaucratie betekent, is die daarom alleen al toe te juichen.
Kortom, aan private financiering, inmenging en zeggenschap kleven mogelijk kwalen, maar aan publieke ook. De merites van beide kunnen beter evenwichtig tegen elkaar worden afgewogen, in plaats van het vooral problematiseren van de ene - of andere. Het Nederlandse middenveld is van oudsher een dynamisch en bont palet van publieke en private arrangementen dat behoorlijk goed presteert. Koester dat, ga waar mogelijk innoveren, maar laat het vooral niet stollen.

zondag, januari 02, 2011

Een slechte droom

Column Binnenlands Bestuur dd 7 januari 2011
Stel je voor. Het nieuwe jaar begint maar de Nederlandse financiële huishouding is erg verslechterd. De schuld staat boven de 60% BBP, zo’n 385 miljard, ofwel 23.000 euro per Nederlander, oud of jong. Het begrotingssaldo is negatief en ver boven de Europese norm. Nadat vroeger de minder kredietwaardige landen werden aangeduid als ‘de garlic belt’, ‘Club Med ‘of ‘PIGS’, nu spreekt men over Nederland als ‘gatenkaas’.
De twijfels leiden omtrent de Nederlandse overheidsfinanciën leiden begin 2011 tot een sterke daling van de koersen van staatsleningen. Hierover is onbegrip in de Nederlandse pers en politiek. Maar als het IMF in februari becijfert dat de overheidsschuld langjarig hoog zal blijven, groeit de onrust. Het kabinet besluit tot versnelde bezuinigingsmaatregelen, waarop al snel tot omvangrijke stakingen volgen. De EU verlangt dat Nederland snel de nodige stappen zet om het tekort te reduceren.
Eind februari wordt een geplande emissie van een 10-jarige staatslening uitgesteld. Eind maart zegen de verontruste landen van de Eurozone toe dat indien Nederland er niet meer in zou slagen om op de kapitaalmarkten leningen aan te trekken zij en het IMF leningen gaan verstrekken, zij het onder strikte condities. De koersen van staatsleningen dalen echter verder en de rendementsverschillen met Duitse staatsleningen stijgen tot recordhoogten.
Tijdens de Voorjaarsnotabesluitvorming in april 2010 escaleren de binnenlandse problemen door meningsverschillen binnen de coalitie en tussen kabinet en oppositie: de staatsleningen dalen als reactie sterk in koers. Eind april kondigt premier Rutte zelf aan het IMF en de EU om goedkope leningen te zullen verzoeken. Nog steeds echter escaleert de situatie. De rating van ‘kaasleningen’ wordt in één keer verlaagd tot "junk", niet geschikt geacht voor normale beleggers.
Begin mei bereikt het kabinet een akkoord met een omvangrijk pakket aan extra bezuinigingen. Er komt een fikse BTW-verhoging, versnelde verkleining van de overheid en fikse salarisverlaging voor ambtenaren, verhogen van de algemene pensioenleeftijd tot 70, accijnsverhoging en meer. Vooral specifiek Nederlandse zaken als de halvering van de kinderbijslag, een scherpe vermogenstoets in de AWBZ en de beperking van de aftrekbaarheid van de hypotheekrente maken veel reacties los. Dat geldt niet voor het afstel van de JSF-order. Maar het kan niet anders, zegt Rutte. De dagen na de bekendmaking van de bezuinigingen wordt in Den Haag en later in Amsterdam op grote schaal gedemonstreerd maar het parlement gaat nipt akkoord, overigens pas na een extra CDA-congres.
Er is inmiddels gevolg gegeven aan een Duits voorstel dat maatregelen behelst tegen EU-lidstaten die begrotingsregels schenden, zoals verlies van stemrecht in de Raad. ‘Het scheelt ook reiskosten als ik niet naar Brussel hoef’, grapt Rutte, maar niemand lacht mee.
De bezuinigingsmaatregelen doen ieders koopkracht dalen en het consumentenvertrouwen zinkt diep. De werkloosheid loopt hoog op, vooral onder jongeren en allochtonen, veler hypotheekaflossing stokt en huizen staan steeds langer te koop, ondanks lagere prijzen. Pensioenfondsen verlagen noodgedwongen de pensioenen Er komen geen extra verpleegster of agenten, integendeel. Wel maken de banken weer winst en bankiersbonussen stijgen.
Een slechte droom? Zo moet het voelen in Griekenland en Ierland.

zondag, december 12, 2010

Verlammende omhelzing

Column financien dd 17 december 2010 in tijdschrift Binnenlands Bestuur
De weg uit de crisis vraagt om serieuze financiële keuzen. Nog veel langer op ‘zien komen’ spelen kan eigenlijk niet meer. Tijd om kleur te bekennen kortom. Maar eenvoudig blijkt dat niet. In veel regeringen zijn inmiddels enorme patstellingen ontstaan. Partijen van gene zijde ontberen de meerderheid -dus macht- om echt een koers uit te zetten of beter: door te zetten. Wat resteert is een patstelling die de problemen vergroot, de crisis ten spijt.
Zo is in de Verenigde Staten de patstelling inmiddels grotesk. De onder Bush ingevoerde belastingverlaging loopt na een aantal jaren af en de vraag was: doorzetten of niet? De gederfde ontvangsten kan de schatkist eigenlijk niet missen. Maar terugdraaien kan het economische herstel schaden. Wat te doen?
Rechts wil –zoals altijd- lagere belastingen maar verzuimt aan te geven welke uitgaven dan moeten sneuvelen. Elke twee jaar kent Amerika verkiezingen dus men past op zijn tellen al te impopulaire keuzen te maken.
Democraten willen de uitgaven ook op peil houden –een groot del van de achterban is ervan afhankelijk maar de Democraten durven niet de belastingen van de middel- en hogere klasse ervoor te verhogen –om die stemmen straks niet te missen.
Omdat beide partijen na de recente verkiezingen een parlementaire meerderheid missen en daarmee de mogelijkheid de eigen wil door te zetten, is na lang soubatten een compromis bereikt.
Nu denkt de leek: dat is dan simpel. Lagere uitgaven én lagere belastingen, misschien zelfs wat schuldreductie. Dat is weliswaar pijnlijk maar dan is er een duidelijk koers en kan het herstel uiteindelijk inzetten. Bekend is immers dat de economische schade van ferme ingrepen meevalt als er maar perspectief op betere tijden gloort.
Maar nee. Het slechtst denkbare compromis werd gesloten. De tijdelijke belastingverlagingen blijven bestaan, een punt voor de Republikeinen. Maar de uitgaven worden niet verlaagd, de wens van Democraten. Het enorme tekort en daarmee de torenhoge staatsschuld loopt daardoor nog verder op en de rekening wordt verlegd naar de toekomst. Bad boys.
Doen wij het beter? Alles behalve dat! Al in de formatie ging het mis toen de hervormingsgezinde VVD veel compromissen moest sluiten. Minder besparen op ontwikkelingsamenwerking om het CDA niet te verliezen, geen beperking van de ontslagbeschering om de PVV erbij te houden en ga zo maar door.
Nu is dat op zich niet nieuw. CDA en PvdA spraken in de vorige kabinetspeiode af om én de huren niet te verhogen (de PvdA-wens) én de aftrekbaarheid van de hypotheekrente niet te perken, de CDA-wens. Het had ook allebei wél gekund om zo een echte hervorming gerealiseerd en de financiële positie te verbeteren. Een klassiek ‘prisoners dilemma’ kortom.
De perikelen rond de eventuele verhoging van de BTW op kunst deze weken zijn dus een symptoom van een dieperliggend probleem, politieke onmacht. En ook een gebrek aan leiderschap om uit de zelf zelfingenomen loopgraven te komen. Wat rest is een verlammende omhelzing van politici en partijen zonder toekomstvaste keuzen, een blijvend hoge schuld en gebrek aan perspectief.

zondag, november 28, 2010

Europa redt

Column Binnenlands Bestuur dd 3 december 2010
Nederland vaart schijnbaar wel bij de problemen bij de PIGS, Portugal, Ierland, Griekenland en Spanje omdat beleggers een veilig heenkomen zoeken. In plaats van de 8% die deze landen bereid waren te betalen, stallen beleggende pensioenfondsen, banken en particulieren hun geld liever bij Duitsland en Nederland, de safe havens. Zo kan Nederland voor een paar procent haar geld ophalen en de eigen problemen relatief wat verlichten. Met dank aan de PIGS.
Bijzonder is wel dat de ziekte van de PIGS erg verschillend is. Griekenland kende een volkomen ontransparante overheidboekhouding. Op het frauduleuze af hielden politici daar zichzelf, elkaar, parlement, kiezers en Europa voor de gek. Politici van links en rechts verzuimde de overheidsboekhouding in balans te brengen en zo stapelden de schulden zich op. Toen zelfs trucs gefaciliteerd door zakenbanken niet meer werkten, werd het budgettaire drama zichtbaar. Ierland en Spanje lijden onder een vastgoeddrama, met volkomen opgeblazen vastgoedportefeuilles waardoor geldverstrekkers een afnemende kans hebben op teruggave van hun geld. Huiseigenaren staken zich veel te hoog in de schulden, banken wankelden en politici wakkerden het vastgoedvuurtje aan in plaats van te dempen. Portugal moet budgettair ook saneren maar lijdt onder lage groei, wat het wegkomen uit de malaise moeilijker maakt. Want groei is vaak de sleutel tot de oplossing, begrijpelijk maar desondaks bizar dat Ierland -waar alles gaat krimpen- nog met bijna 3% groei rekent, economisch bezien welhaast onmogelijk.
Toch is de PIGS ziekte een lastige en in zekere zin besmettelijke. Want veel van de uitstaande middelen bij banken en overheden in PIGSlanden komen ook uit Nederland, van onze pensioenfondsen en banken. Zo verloor de ING dat relatief veel geld via hypotheekverstrekking in Spanje heeft de laatste weken erg fors op de beurs. En echte transparant in welke mate onze pensioenfondsen in de PIGS hebben belegd is er niet, maar het ergste valt te vrezen. Zo vatten wij in Nederland ook griep door varkensziekten elders.
De uitweg? Iedere crisis in de Europese Unie leidt tot nieuwe beleidsinitiatieven die de macht van de lidstaten verder reduceert en die van Europa vergroot. Na de energieproblemen met Rusland (de gaskraan dicht) kwam er Europese coördinatie van het energievraagstuk. Na de IJslandse vulkaanproblemen kwamen er sterke Europese afspraken over luchtverkeer. De actuele budgettaire problemen bij PIGS hebben nu gezorgd voor een tijdelijk noodmechanisme waardoor 750 mrd beschikbaar is gekomen. Maar al vanaf 2013 is er een permanent noodmechanisme. En dat is een enorme stap op budgettair terrein, vanwege de met de regeling samenhangende afspraken over begrotingsbeleid en serieuze sanctiemogelijkheden jegens overtreders.
Historici zullen later deze eeuw waarschijnlijk vaststellen dat vanaf de val van de muur in 1989 binnen 25 jaar een ongekend sterke nieuw Europa is gegroeid met enorme bevoegdheden, een sterk en dualistisch opererend parlement en -na afbouw van de tenenkrommende landbouwsubsidies- behoorlijk effectiviteit. Zo moeten de lidstaten economische en budgettair steeds meer naar Europa luisteren. Nu al moet Nederland de budgettaire plannen om uit de crisis te komen en vergrijzing aan te pakken aan Europa voorleggen. Nieuwe tijden breken aan.

woensdag, november 24, 2010

Leiderschap in verandering

Recensie in tijdschrijft BinnenBerijk, december 2010
Veranderen heeft een harde en een zachte kans, zekerheiden en twijfels. Het boek van Erik Koenen illustreert de waarde van twijfelen en vragen stellen.

Op ieder departement worden de plannen gesmeed hoe gevolg moet worden gegeven aan de nieuwe politieke koers en de uitwerking van de gevolgen voor de organisatie. Inschikken, afslanken en anders werken zijn aan de orde van de dag. Op sommige departementen moet bovendien werk gemaakt worden van een fusieproces. Eerst zijn en worden de directie staven onder de bewindspersonen geïntegreerd. Dan de concernbrede staven als financiën, HRM, juridisch en communicatie. Daarna is de integratie of andere werkwijze van beleidsdirectoraten en –directies aan de orde. Al met al een hele opgave.
Nu zijn er twee soorten rationaliteit nodig in deze tijden. De ene is ‘de school van de duidelijkheid’, die pleit voor een stip op de horizon, een nieuwe missie, visie en doelen plus als het even kan snel ook de hark van de toekomst. Voor niet-insiders, de nieuwe organisatiestructuur. Daadkracht en duidelijkheid, nieuwe zingeving is in dit denken nodig, een marsroute het liefst.
Maar er zijn ook pleidooien voor een opener benadering. Schrijfster Desanne van Brederode hielde tijdens de nacht van advies op de SS Rotterdam de aanwezigen laatst voor juist niet organisaties weer te geven in taartpunten en staafdiagrammen. Een vastliggende aanpak of vooraf omlijnd stappenplan is zelfs ongewenst. Geen mens of organisatie is het zelfde, weg met het sjabloondenken kortom.
Inspirerend en direct hier op aansluitend is het boek van Erik Koenen die schrijft over De kunst van leiderschap in tijden van verandering. Over Amerikaanse managementboeken schrijft hij: ‘Aanvankelijk verwachtte ik hierin de wijsheid, maar het lezen ervan maakte me depressief. Ze staan vol met cases, succesvolle cases…..zij wel.’ Zijn boek gaat uit van de erkenning dat door ergens mee bezig te gaan zaken al veranderen, de veranderaar beïnvloedt. Zoals een roman- of scenarioschrijver zelf niet altijd weet hoe het met de hoofdpersoon zal aflopen, weet een organisatieveranderaar dat ook niet. En dat geeft niet, vindt Koenen. Twijfel, reflectie, bijsturing en intermezzo’s, soft skills kortom, mogen er ook zijn, zoals de computer ook uiteindelijk draait op ‘software’.
Het boek van Koenen is een wonderschoon geïllustreerd boek geworden, met 80 meer of minder bekende schilderijen links en een korte overdenking op de rechterpagina. Bijvoorbeeld de pop-arttekening van Roy Lichtenstein van een verdrinkend meisje (‘I’d rather sink than call Brad for help’) roept bij Koenen de vraag op of bestuurders wel op tijd hulp durven te vragen. Dali inspireert hem tot de idee hoe belangrijk het is om grote dromen te hebben. De schreeuw van Munch tot een pleidooi twijfels uit te spreken, ‘een zwijgend team moet worden ontbonden’.
Een bladerboek kortom met ook een opdracht aan de lezer. Welke illustratie past het meest bij de organisatieverandering waar je nu zelf aanwerkt? De goochelaar van Jeroen Bosch? Slapende reiziger? Dog barking at the moon?

zondag, november 14, 2010

Weg met de uitvoering?

Column Binnenlands Bestuur dd 19 november 2010
Recente beleidsexperimenten laten iets heel interessant zien: je kunt beleidsdoelen goed realiseren zonder geld uit te geven aan de uitvoerder. Dat klinkt natuurlijk te mooi om waar te zijn maar hoe werkt dat, uitkeringen zonder uitkeerders, subsidies zonder intermediairs, welzijnszorg zonder welzijnswerkers?
In de chique Londense City bestaat een hardnekkig daklozenprobleem. Alle programma’s ten spijt bleek van de doelgroep een groot aantal meerjarig op straat te verblijven, een probleem voor hen en de samenleving als geheel. Maar veel programma’s bleken niet erg effectief. Tot men een experiment startte. Men vroeg buitenslapers die langer dan vier jaar op straat verbleven eenvoudigweg: wat heb je nodig om van straat te gaan? Dertien van hen wilden meewerken. Niemand vroeg onredelijke zaken of te mogen blijven in de daklozenopvang. Maar een eenvoudige wens als ‘een eigen caravan op een woonwagenkamp’ werd zonder direct en tegen beperkte kosten gehonoreerd. Voor gemiddeld ruim 1000 euro per persoon werden zo 11 mensen effectief van straat gehaald, blijvend. Waarom? Betrokkenen gaven aan niet langer betutteld te willen worden maar gegeven de kans zelf verantwoordelijkheid te willen nemen voor hun leven.
Een andere doorbraak kwam van de nu pas 33 jonge Harvard hoogleraar, Fryer. Roland Fryer groeide op zonder moeder, zijn vader mishandelde hem en werd veroordeeld voor verkrachting. Maar Fryer ontsteeg zijn eenvoudige milieu en geldt nu als een van de topeconomen met baanbrekende onderzoeksresultaten rond het effectief stimuleren van schoolprestaties van (vaak zwarte) drop-outs. Hij toonde met veldexperimenten met 18.000 scholieren aan dat een directe beloning voor studenten om regelmatig school te blijven bezoeken leidde tot veel betere resultaten dan bestaande blijf-op-school-programma’s. Ofwel, open eenvoudigweg een bankrekening voor scholieren en betaal voor aanwezigheid, voor ieder gelezen of een andere taak die is voltooid en de leerprestaties stijgen aantoonbaar. En belangrijker, stop beter met bestaande programma’s als kleinere klassen, bonussen voor betere leraren en andere geldverslindende poeha. Geld geven aan scholieren om te werken is eenvoudiger, goedkoper en effectiever.
Laatste voorbeeld. In Malawi krijgen meisjes uit budgetten van de Wereldbank kleine beloningen om langer op school te lijven. Het werkte direct, ze volgden langer onderwijs en hadden als bijkomend effect een veiliger bestaan door een lagere kans op HIV-besmetting.
Zijn er zo meer kansen? Een paar kennen we al. Anders dan in andere landen hebben wij Nederlanders zelf de verantwoordelijkheid de auto te laten keuren, daar komt (bijna) geen ambtenaar meer aan te pas. De Belastingdienst vraagt particulieren zelf hun aangifte via Internet in te typen (dat deden vroeger duizenden tijdelijke krachten!) of bedrijven zelf te laten waarmerken dat hun aangifte correct is, het scheelt enorme uitvoeringslasten.
Maar er kan dus blijkbaar nog veel meer overheidsbeleid worden gerealiseerd zonder de uitvoeringslast bij de overheid te leggen. Soms door ze bij betrokkenen zelf te leggen, soms door te experimenteren met prikkels. De winst is dat er geld vrijgespeeld wordt voor het beleid zelf en we geen schaarser wordende ambtenaren of middelen besteden terwijl er betere kosteneffectieve oplossingen zijn.

maandag, november 01, 2010

Actuele opgaven personeelsmanagement

Recensie Binnenberijk november 2010
‘Het kabinet beëindigt het diversiteits/voorkeursbeleid op basis van geslacht en etnische herkomst. Selectie moet plaatsvinden op basis van kwaliteit.’
Het zijn inmiddels bekende zinnen uit het nieuwe regeeraccoord.
Spannend daarom om het Jaarboek Personeelsmanagement te lezen met als thema : ‘Het managen van een heterogene workforce’.

Het jaarlijks verschijnende Jaarboek Personeelsmanagement biedt een goed leesbaar inkijkje in de actuele thema’s op personeelsmanagement terrein. Schrijvers van vooral onderzoeksbureaus bundelen hun onderzoekservaring en belichten dit via een kort en doorwrocht artikel aangevuld met een verslag va een rondetafel bijeenkomst met 5-15 experts uit het werkveld.

Het centrale thema is goedgekozen; het managen van een heterogene workforce is een relevante en actuele opgave. Alleen de aard van de heterogeniteit is divers. Defensie moet militairen en burgers verenigen, Buitenlandse Zaken ‘overplaatsbaren en de Haagse of lokale staf, de Belastingdienst fiscaal juristen economen en accountants. Maar ook moeten departementen beleidsmakers, uitvoerders en toezichthouders intern goed samen laten werken. Allemaal thema’s uit de publieke sector. Graag had ik daar meer over gelezen, maar deze thema’s ontbreken. Het handboek gaat in op die andere heterogeniteit. mannen versus vrouwen, autochtonen versus allochtonen, ouderen en jongeren.

Op het eerste oog zijn de conclusies ontnuchterend. Ten eerste bleek er heel er weinig respons te zijn op alle uitgezette onderzoeken. Maar 2,6% op 17230 vragenlijsten is wel heel weinig. Dit terwijl het thema volgens de schrijvers heel erg leeft. De onderzoeksbevindingen zijn niet heel erg lovend over de mogelijkheden en behaalde successen van diversiteitenbeleid. Bij werving zegt 70% van de respondenten dat diversiteit géén rol speelt. Het sturen van talenten wordt door respondenten belangrijk gevonden, ‘maar dat het er op sturen in de praktijk nog maar weinig gebeurt’. In het hoofdstuk over belonen is te lezen dat ‘diversiteit organisaties veel mogelijkheden biedt’, maar dat het een uiterst complex onderwerp is om beleid op te ontwikkelen, laat staan te implementeren. Het hoofdstuk over ontwikkelen leert dat iedereen investeren in mensen enorm belangrijk vindt, maar dat meer dan de helft van de mensen niet meer of zelfs minder dan een week per jaar ontwikkelingstijd hebben/krijgen en dat budgetten in en na 2011 erg onder druk staan.

Wat is dan wel belangrijk om te weten? Het boek bevat veel leesbaars. Onder andere dat de groei van het arbeidsaanbod komende jaren vrijwel geheel komt van vrouwen, maar dat de participatiegrens van hen vrijwel is bereikt. Er gaat dus na 2015 druk ontstaan op de arbeidsmarkt. Wie nu en straks vrouwen weet te vinden en binden doet het dus goed. Daarnaast is het zaak een succes te maken van de werving en binding van jonge allochtonen, waar nu nog een relatief grote werkloosheid heerst (21%).

Diversiteitbeleid kon en kan door sommigen misschien als een niet verplichte luxe worden gezien in tijden van een ruime arbeidsmarkt. Als deze omslaat en de schaarste komende jaren toeslaat kan een effectief diversiteitbeleid broodnodig zijn. Bijvoorbeeld om vrouwen, jongeren en allochtonen te vinden en te binden, om talenten en specialistische medewerkers te boeien en te ontwikkelen. En om ouderen productief en gezond te houden. Zuinig zijn en blijven op menselijk kapitaal kortom.

zondag, oktober 31, 2010

Een linkse begroting?

Column Binnenlands Bestuur dd 5 november 2010
Na de start van Rutte is de voorbereiding van de volgende verkiezingen begonnen. Welke budgettaire opties zijn er voor links om een alternatief te bieden voor Rutte-1? Of gaat Rutte in analogie met Lubbers van 1982-989 acht jaar no-nonsense aan de slag voordat links weer mee mag doen, zoals destijds Kok in ’89 van het CDA bij Lubbers mocht aanschuiven?
Volgend de economische analyses eerder in 2010 moet Nederland met het oog op de langere termijn 4,5% van het BBP besparen, de bekende 29 miljard, het houdbaarheidstekort. Dat hoeft volgens de rekenmeester weliswaar niet ineens, maar tot 2014, deze kabinetsperiode, zou er zeker 15 of meer miljarden moeten worden omgebogen. In een latere kabinetsperiode zou dan de rest moeten volgen.
Rutte-1 gaat die opgave aan en beoogt tot 2014 een besparing van deze omvang te realiseren. Natuurlijk opponeren Cohen, Halsema en anderen maar hun alternatieve begrotingsplannen hebben onvoldoende zetels opgeleverd. Het is ook een illusie ervan uit te gaan dat zij de komende jaren veelvuldig betrokken worden bij de alternatieve invulling van budgettaire besparingen. Waarschijnlijk moet men het doen met kleine succesjes, een bepaalde groep die wat ontzien wordt in de beapringen op de zorg hier of een gered orkest daar, maar veel scoringskansen zal Rutte hen niet geven.
Bij wijze van troost zij bedacht dat indien links wel zou hebben meegeregeerd, de huidige keuzen niet heel anders zouden zijn uitgepakt. Ook links zou flink korten op, op sociale zekerheid, zorg en onderwijs, budgettair gezien nu eenmaal de grote drie. Ook ambtenaren(salarissen), bestuurlijke organisatie en publieke dienstverlening zouden door links worden gekortwiekt, en flink ook. Accentverschillen zouden liggen in het eigenwoningdossier (meer), ontwikkelingssamenwerking (minder) en een andere mix van ombuigingen versus belastingmaatregelen.
Hoe kan links dan wel een alternatief beiden voor de komende jaren? Om in 2014 een kans te hebben op een goede uitslag en regeringsdeelname, zou links nu al het debat moeten starten over een eigen invulling van houdbare overheidsfinanciën. Voorstellen moeten optellen tot een ordegrootte van 15 miljard, acceptabel zijn qua robuustheid voor coalitiegenoten en tot slot de (linkse) kiezers bekoren, ga er maar aan staan.
In de zorg zal men de discussie aanmoeten over beperking van het pakket (curatief en AWBZ) en de onvermijdelijke eigen bijdragen. Onontkoombaar zullen burgers meer zelf opzij moeten leggen voor de oude dag en minder rekenen op collectief gefinancierde voorzieningen. Met betrekking tot de sociale zekerheid moet een links geluid komen over ontslagbeperking enerzijds en een werkgeversplicht te investeren in werknemers anderzijds, een dossier waar Rutte weinig aan doet. In het onderwijs moeten dringend maatregelen worden doordacht om de kosten te verlagen en de productiviteit te verhogen. Eigen bijdragen en differentiatie tussen scholen moet ook overwogen worden, hoezeer ook nog taboe.
Het lijkt nog ver weg en een op termijn houdbare begroting is een reuzeklus voor links, maar, zonder zo’n herbezinning en zonder doorbreking van budgettaire taboes is de kans reëel dat men voor acht jaar de politieke woestijn in gaat.

zondag, oktober 17, 2010

Veel op het spel

Column Binnenlands Bestuur dd 22 oktober 2010
Er is bijna geen land dat niet door de bancaire, economische en budgettaire crisis is getroffen. En er is ook bijna geen land dat er echt lessen uit heeft getrokken. Ook Nederland niet.
Maar eerst even over Ierland, dat ik net bezocht. Op het eiland dat in inwoners en economievier keer kleiner is dan Nederland, heeft de crisis veel harder toegeslagen. Ook de Ierse overheid moest de banken de reddingsboei toewerpen en alleen al een volkomen ontspoorde zakenbank ruim 20 miljard doteren. Ierland heeft nu een bezuinigingsnoodzaak van 18 miljard per jaar, in euri even groot als Nederland maar nogmaals, het land is vier keer zo klein. Veel debat dus ook daar over oorzaken van de crisis en de uitwegen.
‘I spend the better half of my professional career in a corrupt system’, verzuchtte een zakenbankier. Gebrek aan toezicht, een naïeve ,incompetente of misschien deels corrupte politieke topstructuur die banken en vastgoedontwikkelaars geen strobreed in de weg legde en hypotheekverstrekking aan burgers tot surrealistische porporties liet opblazen.
En nu de schaamte, de boosheid en de blaren. Bij banken, projectontwikkelaars, politici en huizenbezitters. Maar iets geleerd? Er zijn nauwelijks vervangingen aan de top, op wat bankiers na. Nieuwe regelgeving is in de maak, maar mosterd na de maaltijd. Pensioenen staan onder druk, ambtenaren leverden a l10-20% salaris in. Resterende budgettaire gaten worden in een binnenkort te verschijnen draconische besparingsoperatie waarschijnlijk gedicht, maar zonder zicht op een alternatieve, betere toekomst. Maar het vertrouwen van kapitaal verstrekkers blijft laag, de leningrente hoog, de toekomst onzeker.
Presteert Nederland beter? De verkiezingen hebben niet direct duidelijkheid gegeven over de te volgen richting. Dat er bezuinigd moest worden was wel duidelijk, zowel links als rechts ging daarvan uit. Maar het dichten van boekhoudkundige gaten alleen is niet genoeg. Als alle budgettair beleid wat dit kabinet Rutte voorstaat slaagt, wat door velen wordt betwijfeld vanwege het zachte karakter van veel besparingen, resteert in 2014 nog steeds een miljardentekort en schuld. Terwijl de echte tikkende tijdklok van vergrijzing al tien jaar is benoemd, zijn we ook in 2014 nog geen stap dichter bij een oplossing, druk als we zijn met het dichten van de gaten die we gisteren hebben veroorzaakt.
De kritiek op dit kabinet is dan niet eens zozeer het boterzachte karakter van de bezuinigingen. De kritiek is het gebrek aan perspectiefvolle investeringen in de toekomst. Drieduizend agenten, 500 animal cops, en een halve snelweg extra van 500 miljoen, maken Nederland niet voldoende sterker en beter of gesteld voor de echte opgaven. Er is geen richtinggevend perspectief op het bestuur dan afschaffing van stadsregio’s en reductie van parlementariërs, geen ambitieuze duurzaamheidagenda om echt te vergroenen, geen doorbraken op de arbeidsmarkt via een levenslange leerplicht of ontslagversoepeling , geen beweging in de huizenmarkt om scheefwonen en hypotheeksubsidie te beperken. Terwijl er zo veel op het spel staat neuzelen we over een Zweeds paspoort en het verbod te huwen met je nichtje.
Never waste a good crisis’, declameerde Obama. Wij doen dat wel.

zondag, oktober 03, 2010

Met minder mensen minder verdienen

Column Binnenlands Bestuur dd 8 oktober 2010

Cafés en bakkerijen in de buurt van scholen, ministeries en gemeentehuizen gaan goede zaken doen. De komende 10 jaar vertrekken naar schatting 275 duizend ambtenaren, leraren, politieagenten en gevangenisbewaarders. Daarnaast veranderen zo’n half miljoen medewerkers van baan. Veel afscheidstraktaties en borrels kortom.

Zitten er dan geen nadelen aan deze komende uittocht? De mensen worden toch gewoon vervangen? Nee dus. Ten eerste moet de overheid fors krimpen, ten tweede wordt werken bij de overheid minder aantrekkelijk. Want heel leuk is werken bij de overheid straks niet meer. Er is genoeg vraag naar de diensten, maar de personeelsomvang staat fiks onder druk en de lonen zullen achterblijven bij de markt. Met minder mensen minder verdienen kortom.

Kan de overheid dan niet gewoon doelmatiger gaan werken, met minder mensen hetzelfde werk doen of meer? Daar is al jaren aan gewerkt en dat heeft ook veel opgeleverd. Maar het tempo van de verbetering van de arbeidsproductiviteit is door de aard van het overheidswerk niet zo hoog als in de private sector. Het is maar de vraag of de nu gevraagde extra stijging van 1,5% per jaar haalbaar is, los van de stapeling met andere taakstellingen. In Den Haag circuleren nu ramingen dat tot 2015 wel15-25% van de apparaatomvang gereduceerd moet worden. Ten dele door Balkeneindes taakstellingen uit 2007, ten dele door keuzen in de Miljoenennota 2011, ten dele door de nieuwe cumulatieve 1,5%-per jaar-korting, ten dele door generieke en enkele specifieke taakstellingen. Hoe dat te realiseren?

Taken zouden moeten worden geschrapt, bijvoorbeeld in de drie grootste departementale rijkssectoren, belastingen, detentie en weg- en waterbouw.. Bijvoorbeeld fiscale wet- en regelgeving zou zó moeten worden vereenvoudigd, dat de Belastingdienst met substantieel minder mensen toch voldoende belastingen kan blijven binnenhalen én een redelijke controledichtheid blijft realiseren. Maar initiatieven in die richting zijn nog niet genomen.

De omvang van het gevangeniswezen zou beperkt kunnen worden door decriminalisering. Maar plannen als strafbaarstelling van illegaliteit, extra blauw op straat plus 500 ‘animal cops’ wijzen de andere kant op.

Op het terrein van verkeer- en vervoer wil men om Nederland veilig en mobiel te houden extra uitgaven realiseren, niet minder. Natuurlijk kan er meer ingenieurswerk door de markt worden gedaan, maar ook die rekening moet gewoon worden betaald.

Wat is er mogelijk met bestaande ideeën om de overheid doelmatiger te laten werken? Taken overdragen aan anderen overheden? Samengaan of samenwerken van ministeries in shared service centers? Soms een goed idee, niet altijd. Want in alle gevallen maak je de eerste jaren fikse kosten bij de opbouw van gemeenschappelijke voorzieningen, voordat het terugverdienen begint. Zeker is dat je kosten maakt, onzeker blijft of en wanneer de baten worden gerealiseerd.

Nu kundige oudere medewerkers uitstromen, achterblijvers weinig tijd en budget hebben voor aanvullende scholing en training en het binnenhalen van nieuwkomers lastig wordt de kwaliteit van de overheid steeds meer onderwerp van zorg en kan de publiek dienstverlening schraal worden. De overheid wordt daarom zonder inhoudelijke keuzen. zeker kleiner en grijzer, maar niet beter